Verhaal

In Memoriam

Simon Abraham Dwinger is de zoon van Marcus Dwinger, politieagent, winkelbediende en de latere koopman in mode artikelen, en van Esther Kisch. Zijn moeder overlijdt in mei 1920, zijn vader zal in 1939 overlijden.

In september 1937 wordt Simon Abraham opgenomen in het Paedagogium Achisomog in Apeldoorn. Hij wordt geschikt geacht voor gezinsverpleging, ofwel: een pleeggezin. Kijkend naar vergelijkbare situaties wat betreft gezinsverpleging is het mogelijk dat het een tussenstap was tussen wonen in een woongroep en de terugkeer naar bijvoorbeeld het eigen gezin, familie of zelfstandig wonen. De 'kinderen' waren zover bekend vaak 16+ waarbij de vrouwen soms nadrukkelijk in de leer waren om huishoudelijk werk te verrichten.

In dit kader wordt hij opgenomen bij weduwe Rozette Leefsma-Elzas. Er ontstaan wat problemen; Simon Abraham zich vooral als pensiongast te gebruiken en Rozette lijkt te te bevestigen of aan te moedigen door hem te weinig te zien als onderdeel van het gezin, aldus notulen van de voogdijvereniging die verbonden is aan het Apeldoornsche Bosch. Rozette lijkt onvoldoende verantwoordelijkheid te voelen om hem meer te bieden dat de basisbehoeftes. Dit wordt op een ander moment nogmaals aangekaart, waarbij Rozette aangeeft zelf geen problemen te ervaren met het gedrag/omgang met Simon Abraham. 

Ook is Rozette enkele dagen weg geweest en is er thuis geen toezicht van een volwassene geweest. Er zal een clausule in het contract met Rozette worden opgenomen over zorgdragen voor toezicht tijdens haar eventuele afwezigheid van enkele nachten.

Van het geld dat Simon Abraham verdient wordt een deel apart gelegd waar hij gereedschap van kan kopen. In een notulen wordt geschreven dat hij werkzaam is in de werkplaats van de instelling, maar dat het blijkt dat Simon Abraham niet zelfstandig kan werken en teveel technische fouten maakt.

In oktober 1936 keert Simon Abraham terug naar Rotterdam.