Verhaal

Uit het leven van mijn moeder (1906-1995) 3. OORLOG

Mijn ouders besloten nu onmiddellijk te vluchten samen met oma Spiero. Ze hadden voor 1000 gulden valse papieren gekocht waarmee ze naar Zwitserland wilden. De dag voor het vertrek kwam de leverancier de documenten nog even ophalen voor een correctie. We hebben de man noch de papieren ooit teruggezien.

Omdat de tijd drong werd het improviseren. De werkster bood haar huis in de 1e Atjehstraat 46 III aan als onderduikadres. Toen we daar zaten kwamen we er achter dat haar man bij de NSB zat. Dit zou op zichzelf niet zo'n probleem geweest zijn want het ging hun toch alleen om geld. Hij hield zich bezig met het plunderen van woningen van gedeporteerde Joden. Maar de buren sloegen alarm toen ze verhuiswagen na verhuiswagen zagen uitladen. De gewaarschuwde politie vond hem, maar ook ons.

We zijn dus gearresteerd door de Amsterdamse politie en naar een cel in het Huis van Bewaring gebracht in de Marninxstraat. De premie voor het aanbrengen van een Joodse familie was een pond paling. “Ik hoop dat je er in stikt”,  was de reactie van mijn moeder. Hoe lang we daar gezeten hebben weet ik niet. Ik heb nog een vaag beeld van mijn vader en moeder in die cel. Vandaar zijn we naar de Hollandsche Schouwburg gebracht en ik naar de crèche daar tegenover. Sieny Kattenburg werkte in de crèche en kon zich dat in latere jaren nog goed herinneren. Zij was  de dochter van Berthe Rueff en Jonas Kattenburg en een nichtje van mijn oma Mathilde Rueff die met mijn grootvader Abraham Munnikendam was getrouwd.

Op de dag van deportatie werd ik ziek. Dubbele oorontsteking ,40 graden koorts. Mijn moeder zei dat ik in die conditie niet kon reizen, en hoorde Aus der Fünten zeggen: "ob er nun hier stirbt oder dort" en besloot daarop met hulp van de bevriende huisarts Dr. Bert de Vries Robles te vluchten. Ik werd in een deken gewikkeld en in de verwarring die er was heeft ze vanuit de crèche een taxi aangehouden die ons naar de Haarlemmermeerstraat bracht. Mijn vader heeft ze nooit meer gezien.

Terug in de Haarlemmermeerstraat zat mijn arme oma Spiero alleen. Ze was te moe om mee te gaan in de onderduik. Mijn moeder die nooit haar tegenwoordigheid van geest verloor besloot nu gebruik te maken van haar dooppapiertje. Waarom dat niet eerder gebeurd was en waarom de Duitsers er toen instonken? Geen idee. In ieder geval ,wilde haar plan werken, moest ik ook gedoopt worden. Er werd een dominee van de Hervormde Gemeente besteld (voor ook 1000 gulden). Na de gebruikelijke rituelen was ik plotseling christen. Toen de dominee een paar dagen later zich op hoogte wilde stellen van ons zieleheil kroop ik onder tafel. "Ik hou niet van dopen" moet ik gezegd hebben.

Oma Spiero werd godbetert wat later door de Amsterdamse politie opgehaald. Mijn moeder is toen de politie te lijf gegaan. Later heeft ze gezegd dat dit het ergste moment in haar leven is geweest. Wij werden daarna gearresteerd en we kwamen voor de tweede keer in de Schouwburg en in de crèche.

Daarna Westerbork en Theresienstadt.