Verhaal

Overlevende

Dat mijn vader, Manie Zomerplaag, de oorlog heeft overleefd, is te danken aan mijn moeder. Zij was Poolse van geboorte en in Tsjecho Slowakije opgegroeid. Op jonge leeftijd is zij naar Nederland gekomen om daar haar brood te verdienen. Zo heeft zij mijn vader leren kennen en is zij met hem getrouwd. Zij heeft, als de sterkste van het gezin, voor het welzijn van het gezin, gevochten. Zo heeft zij in de oorlog een paar maal het leven van mijn vader gered. Zo ook tijdens de grote razzia in Amsterdam in 1943. Ik, 7 jaar oud, zag, vanuit het raam, de tram, bestuurd door een Duitse soldaat, vol met Joodse mensen, stoppen bij de kruising. Even later werd op onze etage krachtig op de deur geramt. Een Duitse soldaat met geweer kwam binnen en trok mijn vader met zich mee de trappen af. Mijn moeder er achteraan. Mijn vader werd door de soldaat de tram ingeduwd. Haar was het gerucht bekend dat Joodse mannen, die waren getrouwd met niet-Joodse vrouwen, niets te duchten hadden. Mijn moeder schreeuwde om de bevelvoerende officier in het Duits. Deze man wilde mijn moeder het zwijgen op leggen. Zij liet dit niet toe en riep dat zij Tsjechische was en dat haar man niet meegtenomen mocht worden. Nu bleek dat de officier een Tsjech was en vroeg aan mijn moeder in het Tsjechisch om bewijs. Mijn moeder rende naar boven en haalde haar Tsjechisch paspoort. De officier was overdonderd en beval in het Duits dat mijn vader uit de tram gehaald moest worden. Mijn vader speelde viool in het kamporkestje.

Mijn vader heeft daarna wel als dwangarbeider na en tijdens bombardementen op Schiphol de startbanen brokkenvrij moeten maken samen met andere Joodse mannen. Daarna is hij getransporteerd naar het Zand (Noord Holland) en daar in een kamp geïnterneerd. Hij heeft daar bomen moeten sjouwen, die in de grond werden geplaatst. Deze bomen werden verbonden met ijzerdraad en daaraan werden explosieven bevestigd. De Duitsers veronderstelden dat de invasie daar zou plaatsvinden.