Verhaal

Over het konvooi 22A en 22B van 20 September 1943.

Van Mechelen naar Auschwitz.

De twee 22e konvooien, die na hun vertrek uit Mechelen samengebracht werden, werden niet in de zelfde omstandigheden gevormd. Konvooi 22A was een gewoon transport. De letter A, van het Duitse “Ausländisch”, betekent dat het konvooi was voorbehouden voor Joodse vreemdelingen. Volgens het deportatieprogramma dat in de zomer van 1942 opgesteld werd, zouden er vanaf Juni 1943 geen Joodse vreemdelingen meer in België mogen zijn. Dit werd echter niet verwezenlijkt. Zij zijn steeds moeilijker op te sporen omdat zij al meer dan een jaar ervaring hebben in het onderduiken. Sinds het vertrek van het 21e konvooi van 31 Juli 1943 bleek het maar mogelijk om voor het konvooi van 20 September slechts 639 samen te brengen. Ondanks de voorzorgsmaatregelen zullen nog 8 gedeporteerden voor de Belgische grens ontsnappen.

Konvooi 22B is om zo te zeggen, uitzonderlijk. De letter B duidt op Joden van Belgische nationaliteit. Deze gedeporteerden – het zijn er 794 – werden voor het merendeel op hun wettelijk adres gearresteerd tijdens de nacht van 3 op 4 September 1943, in Antwerpen maar meer nog in Brussel. Tot aan deze datum, en voor zover ze gehoorzamen aan de voorschriften van het statuut der Joden, waren de Belgische burgers niet “transporteerbaar”. Hun immuniteit dateerde van de zomer van 1942. Vanaf 9 Juli was de chef van de militaire administratie persoonlijk bij het hoofd van de SS en van de Duitse politie van het Reich, Heinrich Himmler tussenbeide gekomen. SS-generaal Eggert Reeder vreesde voor de politieke gevolgen van de deportatie van Belgen op de betrekkingen met de nationale overheid. Hun immuniteit stond  hem toe de deportatie door te zetten zonder een politieke crisis te veroorzaken. Dit was de prijs die betaald werd voor het stilzwijgen of ten minste de discretie van de Belgische overheid gedurende het starten van de eindoplossing. De Actie Oost betrof enkel buitenlandse Joden en speelde zich af tijdens de zomer van 1942 “zonder veel sensatie”, tot grote voldoening van de bezettende macht.

Nochtans weren er ook Belgen gearresteerd, meer bepaald tijdens de grote razzia’s in Antwerpen. Hoewel zij niet “transporteerbaar” waren, bleven zij opgesloten in het verzamelkamp. Tweehonderd werden vrijgelaten op 26 en 29 Juni 1943, dank zij de tussenkomst van Koningin Elisabeth. De verontruste Rijksveiligheid verbood onmiddellijk de vrijlating van een derde groep. Sedert December 1942 stond de militaire administratie onder druk om de bescherming van Joodse Belgen op te heffen. Op 20 Juli gaf generaal Von Falkenhausen eindelijk zijn toestemming, op twee voorwaarden: dat de deportatie van de vreemdelingen geactiveerd werd en dat de Belgische personen die een aanbeveling hadden van de militaire overheid vrijgesteld zouden worden. Het 21e konvooi van 31 Juli 1943 en het konvooi 22A van 20 September 1943, beantwoordden aan de eerste voorwaarden.

De tweede voorwaarde die ook nageleefd werd volstond niet om de impact van de razzia op Belgen bij de Belgische overheid te verzachten. In Antwerpen was de nacht van 3 op 4 September dramatisch. 145 Belgische Joden werden twee uur opgesloten in een hermetisch gesloten verhuiswagen die hen naar het verzamelkamp te Mechelen vervoerde, een traject dat normaal een half uur duurt. Bij aankomst werden er 9 verstikte lijken en 80 bewusteloze personen uitgehaald. Vanaf 6 September leek de crisis met de Belgische overheden onvermijdelijk. De algemene directeur van het Ministerie van Justitie kwam mondeling protesteren bij de militaire overheid. Hij liet ook doorschemeren dat de algemeen secretarissen van de Belgische ministeries de administratie van het bezette land niet meer zouden kunnen waarnemen als de Belgische Joden gedeporteerd werden. Enkelen onder hen werden vrijgelaten kort voor het vertrek van konvooi 22B; van de 829 Belgische Joden die bij de razzia waren opgepakt werden er slechts 15 niet naar Auschwitz gevoerd.

Vanaf 17 September werden de meesten – voornamelijk oudere personen -  verwezen naar bejaardentehuizen. In afwachting van het opheffen van de immuniteit van de Belgische Joden, had de militaire overheid een nieuwe plaats ingericht. Vanaf de lente, na het vertrek van het 20e konvooi, had zij het VJB opgedragen verblijfscentra in te richten voor de “achtergelaten” kinderen en bejaarden. De reactie van de hoge Belgische administratieve overheden na het drama van Antwerpen vroeg om een andere toegeving. “De maatregelen ter arrestatie (tegen de Belgische Joden) werden opgeheven”, vernamen de algemene secretarissen van de ministeries na het onderhoud van hun voorzitter met generaal Reeder op 17 September.

Uniek voor de deportatie van de Joden uit België kwam konvooi 22B op 22 September in Auschwitz aan, in een transport met konvooi 22A van de vreemdelingen. Van de 1425 Belgische en buitenlandse gedeporteerden, die hetzelfde lot ondergingen, werden 875 onmiddellijk vermoord. Het uitroeiingsgetal bedraagt 61,4%. Toch is er een verschil tussen beide konvooien qua gevangenschap. Van de 550 gedeporteerden die in het concentratiekamp ingeschreven werden, zullen er 32 overleven van het vreemdelingenkonvooi – dus 5,1% - maar slechts 19 van het Belgische konvooi, dus 2,4%.

Bron: Memoriaal van de Deportatie der Belgische Joden, pagina 32 en 33.

 

Alle rechten voorbehouden