Verhaal

Toespraak bij de onthulling van Stolpersteine voor het echtpaar Zeehandelaar-Andriesse

Dames en heren,

Straks onthullen we aan hier aan de overkant, ter hoogte van de vroegere Jufferenwal 18, Stolpersteine voor Charlotte Andriesse en haar echtgenoot Mozes Gerrit Zeehandelaar. Maar Charlotte woonde nooit aan de Jufferenwal. Waarom dan toch een gedenksteen voor haar op deze plek?

Charlotte ziet het levenslicht op 23 september 1917 in Epe, onder Gronau, vlak over de grens bij Enschede. Haar vader, Emanuel Andriesse, komt uit het Noord-Limburgse stadje Gennep, haar moeder, Helena Rothschild, uit Epe. Zij waren in 1910 getrouwd.

Uit dit huwelijk worden 6 kinderen geboren. Else (1911) en Ruth (1921) zullen de oorlog overleven. De tweeling Kurt en Fritz overlijdt kort na de geboorte in 1912. Paul (1914) komt om in Dachau in maart 1945. Charlotte overlijdt in november 1943 in Blizyn, Polen.

We weten niet veel over het leven van het gezin Andriesse voor de Tweede wereldoorlog. Wel dat ze de zomervakantie regelmatig doorbrengen bij opa en oma Andriesse in Gennep. Tijdens zo’n vakantie, op 10 juli 1926 verdrinkt vader Emanuel tijdens een zwemtocht in de Maas bij Grave. In augustus 1937 komt weduwe Helena met haar vier kinderen vanuit nazi-Duitsland naar Nederland. Ze gaan wonen in de Rijnstraat 156-1 in Amsterdam. Charlotte verdient de kost als kleermaakster.

Na de Duitse inval volgt een ware stortvloed van anti-Joodse maatregelen, erop gericht jet Joodse volksdeel administratief, economisch, sociaal en fysiek van de rest van de bevolking te isoleren met als uiteindelijk doel deportatie en vernietiging in het Oosten.

In deze benarde tijden probeert iedereen het leven zo goed mogelijk voort te zetten. Er is ook liefde in tijden van oorlog. Charlotte krijgt verkering met de Zwolse handelaar in ijzerwaren Mozes Gerrit, roepnaam Maup, Zeehandelaar, geboren in 1915. Hij drijft samen met zijn vader Samuel een ijzerwinkel in de Korte Kamperstraat 7, de straat hierachter. Zij staan met hun handel ook op de Zwolse vrijdagmarkt als veel boeren en veehandelaren uit de omgeving naar Zwolle komen.

Het is speculatie, maar niet ondenkbaar is dat Charlotte en Mozes elkaar hebben leren binnen het familiecircuit. Mozes’ oma van moederskant en Lotte’s moeder stamden beiden uit de familie Rothschild in Gronau.

Op 23 maart 1942 gaan ze in ondertrouw en het burgerlijk huwelijk volgt op 15 april 1942 in Amsterdam. Echter, Joden mogen zonder expliciete toestemming van de bezetter niet meer verhuizen. Het jonge stel mag niet onder één dak gaan wonen. Charlotte moet in Amsterdam blijven.

Op de gedetailleerde lijst van 641 Joodse Zwollenaren, die in juni 1942 in opdracht van de bezetter op het Zwolse stadhuis is opgesteld, staat Mozes Gerrit zonder zijn vrouw. Bij zijn burgerlijke staat is wel aangetekend: Eheman.

Een volgend spoor van Charlotte en Mozes vinden we in de kamp Westerbork, waar hun binnenkomst op 18 december 1942 wordt geregistreerd. Mozes Zeehandelaar stond op de Zwolse politielijst van Joden die waren ondergedoken. Dat verklaart waarom hij buiten de drie ‘reguliere’ deportaties vanuit Zwolle van oktober en november ’42 en april ’43 in Westerbork aankomt. Dat hij samen met Charlotte arriveert, duidt erop dat zij samen waren ondergedoken. Onbekend is waar. Eveneens onbekend is hoe hun arrestatie is verlopen.

Ze worden op woensdag 10 maart 1943 met transport 53 vanuit Westerbork naar het vernietigingskamp Sobibor gedeporteerd. De trein - een personentrein - telt 24 wagons met 1105 gedeporteerden, van wie 126 kinderen. Bij aankomst op 13 maart worden tientallen mannen en vrouwen uitgezocht voor dwangarbeid in Sobibor en werkkampen in het district Lublin.

De Shoah is een massamoord met vele gezichten. Antisemitisme was de drijfveer om miljoenen mensen te vermoorden in de gaskamers. Maar de Shoah is ook een economische gebeurtenis, gekenmerkt door roof en slavernij. Vernichtung durch Arbeit, vernietiging door arbeid, was een tweede moordmethode van de nazi’s. Joodse mannen en vrouwen werden gedwongen zwaar werk te verrichten, tegen een minimum aan voeding, rust en verzorging, tot zij niet langer konden werken. Zij stierven door mishandeling, honger, uitputting of ziekten of werden alsnog doorgestuurd naar de gaskamer.

Mozes is niet, zoals lange tijd is aangenomen, onmiddellijk na aankomst in Sobibor op 13 maart omgebracht. Sobibor-overlevende Selma Engel-Wijnberg heeft haar stadgenoot op haar dag van aankomst in Sobibor, 9 april 1943, in het Arbeitslager gesproken. In dit deel van het kamp moesten de slachtoffers hun bagage, kleding en kostbaarheden afgeven. Joodse dwangarbeiders moesten de goederen sorteren. Mozes Zeehandelaar was een van hen. Het was voor hem letterlijk uitstel van executie. Waarschijnlijk medio april 1943 zijn 70 van de 72 mannelijke dwangarbeiders van Nederlandse herkomst door de SS geëxecuteerd op verdenking van het beramen van een ontsnapping. Onder hen ook Mozes Zeehandelaar, 27 jaar oud.

In de tussentijd, op 26 maart 1943, is ook Mozes’ schoonmoeder Helena Andriesse-Rothschild in Sobibor omgebracht. Zou hij haar in Sobibor nog gezien hebben? 

Charlotte is na aankomst in Sobibor op 13 maart samen met een dertigtal jonge vrouwen geselecteerd voor dwangarbeid en met de trein onmiddellijk doorgestuurd naar het Arbeitslager Alter Flugplatz in Lublin. Daar moesten zij voor een SS-bedrijf, de Ostindustrie, kleding sorteren en ontsmetten. Kleding die afkomstig was van de slachtoffers in de omliggende vernietigingskampen Belzec, Sobibor, Treblinka en Majdanek. Vanuit Lublin werd de kleding dan naar Duitsland getransporteerd. Charlotte verbleef ruim een half jaar in Lublin.

Eind september 1943 is Charlotte met zes andere Nederlandse vrouwen overgeplaatst naar Blizyn, een nevenkamp van het vernietigingskamp Majdanek. Hier heeft zij als breister gewerkt. De behandeling was hier aanmerkelijk slechter dan in Lublin. Vier van de zes vrouwen zijn hier aan ziekte en ontberingen gestorven. Zo ook Charlotte, 26 jaar oud. Haar exacte overlijdensdatum is onbekend. Daarom is haar overlijdensdatum administratief vastgesteld op 30 november 1943.

Over de helletocht van de groep van 30 Nederlandse vrouwen door de goelag van werkkampen in Oost Polen is het nodige bekend door de getuigenissen van negen overlevenden. Onder hen ook de Zwolse zussen Jetje en Sientje Veterman. Mirjam Blits heeft haar herinneringen gedetailleerd vastgelegd in het boek Auschwitz 13917. Hoe ik de Duitse concentratiekampen overleefde.

Als zo velen hebben Mozes en Charlotte geen graf. De as van Mozes rust waarschijnlijk in de asheuvels van Sobibor. De laatste rustplaats van Charlotte is onbekend.

De Stolpersteine houden de herinnering aan hen levend. Zij krijgen daarmee, zoals alle anderen die we vanmiddag herdenken, weer een plaats in ons midden. De Stolpersteine verenigen ook Charlotte en Mozes bij het Zwolse huis, waar zij waarschijnlijk zouden zijn gaan wonen en wellicht een gezin zouden gaan stichten. Het is ook naar wens van Charlotte’s naasten, de familie Bouscher, dat Charlotte en Mozes gezamenlijk in Zwolle herdacht worden.

Piet den Otter