Verhaal

Op de foto in oorlogstijd. Walter Lifmann

Walter Lifmann, 1943. Foto Annemie Wolff. © Monica Kaltenschnee.

Alle rechten voorbehouden

In het boek Op de foto in oorlogstijd. Studio Wolff, 1943  van Tamara Becker en An Huitzing (Lecturis, 2017) is een portret van Walter Lifmann opgenomen en wordt zijn verhaal en dat van zijn familieleden verteld.

Op de foto in oorlogstijd gaat over een deel van het oeuvre van Annemie Wolff (1916-1994): de teruggevonden honderd fotorolletjes uit 1943 met portretten van 440 mensen.

Over Walter Liffmann (p.305, 307):

Op zaterdag 24 juli [1943] kwamen twee Duitse jonge mannen samen bij Annemie: Walter Lifmann en Günter Schönenberg. De blonde Günter was in Duitsland ooit zijn medeleerlingen ten voorbeeld gesteld als typisch Arische jongen. Toen Günter de leraar na de les vertelde, dat hij Joods was, moest hij het gymnasium verlaten. Walter was donker, maar had evenmin een 'Joods' uiterlijk. De Jodensterren op hun colberts vertelden een ander verhaal. Annemie maakte eerst foto's van hen met een rode doek op de achtergrond. Daarna maakte ze tegen de gebruikelijke lichte achtergrond een serie foto's en pasfoto's, eerst van Günter en vervolgens van Walter. Nadat Walter zich rokend en een beetje filmsterachtig had laten fotograferen, poseerde ook Günter nog met een sigaret. Günter betaalde acht gulden en Walter vier.

Walter Lifmann was tien jaar geleden met zijn ouders, zijn broer Herbert en zijn zusje Margot naar Nederland gekomen. Zijn vader had een baan gevonden als inkoper op de stoffenafdeling, van het modehuis Gerzon in de Kalverstraat. In 1938 kwamen ze in de Rijnstraat op de hoek met de Lekstraat te wonen. Een jaar later deed Walter eindexamen aan de 3-jarige HBS. Walter stond bij de tafeltennisclub 'Shot' bekend als een beetje overmoedige maar goede speler. Zijn oudere broer Herbert was actief in de Zionistische beweging. Vlak voordat de oorlog uitbrak, verhuisde Herbert naar het platteland om bij een boer in de leer te gaan, als voorbereiding op een toekomst in Palestina. Margot werd naar de huishoudschool gestuurd, zodat ze iets praktisch zou leren. Ze vond er niets aan, alleen strijken, dat kon ze goed. In oktober 1941 kreeg Walter een baantje op de administratie van de Joodse Raad. Later werkte hij bij de Expositur, de afdeling die het contact onderhield met de Zentralstelle für jüdische Auswanderung. Daar moet hij Günter Schönenberg ontmoet hebben. Bij de razzia van 20 juni 1943 werden Walters vader, moeder en zusje opgepakt. Walters broer Herbert was toen het land al uit; bij de Zionistische jeugd was hij in contact gekomen met de verzetsgroep van Joop Westerweel. In Frankrijk werkte hij onder valse naam bij bouwbedrijven die in het kader van de Organisation Todt verdedigingswerken aanlegden.

Was Walter bezig om samen met Günter Schönenberg net zo'n ontsnapping voor te bereiden? Hun nabestaanden weten zeventig jaar later niets van een vriendschap tussen hen beiden, maar ze waren wel samen bij Annemie op 24 juli. Bovendien waren ze collega's bij de Expositur. Waarschijnlijk hadden ze ook gemeenschappelijke vrienden. Walter woonde met zijn familie jarenlang boven Erich Kinz, een gemengd gehuwde Duitse Jood die veel vluchtelingen hielp met onderdak en valse papieren. Günter zou later, toen hij zelf onder een valse naam in Frankrijk leefde, de naam en het adres van Erich Kinz gebruiken als correspondentieadres.

Walter wilde nog niet vertrekken, want zijn ouders en zusje waren in Westerbork. Zou een van de vrolijke foto's die Annemie maakte voor zijn familie geweest zijn? Op 26 augustus zou Walter gecontroleerd worden terwijl hij een pakje naar zijn familie stuurde. Hij bleek voedselbonnen van zijn familieleden op zak te hebben. Die hadden ingeleverd moeten worden, omdat het kamp bonnen voor hen kreeg van de gemeente Westerbork.

Walter kwam als strafgeval in Westerbork terecht en werd nauwelijks een week later doorgestuurd naar Auschwitz en vandaar naar Sobibor. Het is mogelijk dat Walter met driehonderd gevangenen ontsnapte bij de opstand in Sobibor in oktober 1943. De meerderheid werd weer gepakt; Walter kwam in maart 1944 om, ergens in Oost-Europa.

Aan Walters vader Alfred was beloofd dat hij, als drager van het IJzeren Kruis voor zijn verdiensten in de Eerste Wereldoorlog, met zijn gezin naar Theresienstadt gestuurd zou worden. Maar in september werd hij alleen naar Bergen-Belsen gedeporteerd. Een jaar later werd hij in Auschwitz vermoord. Walters moeder Grete en zijn zus Margot werden later naar Bergen-Belsen gedeporteerd en vandaar naar Theresienstadt. Daar werden ze in mei 1945 door de Russen bevrijd. Als statelozen hadden ze grote moeite om naar Nederland terug te mogen. Walters broer Herbert was inmiddels via Frankrijk, Spanje en Portugal in Palestina aangekomen. Dankzij een oproep in Aufbau, het Amerikaanse tijdschrift voor Duitstalige Joden, dat na de bevrijding gebruikt werd om familie terug te vinden, kreeg Herbert weer contact met zijn moeder en zus. Margot en Grete emigreerden ook naar Palestina. Margot wijdde haar leven aan het bestuderen van het nazisme, en gaf daar onderwijs over. Zij woont in Haifa; sinds kort staat Annemies foto van haar broer Walter bij haar bed.

Alle rechten voorbehouden