Verhaal

George Arnold van Dam

Door: Wil Legemaat

George Arnold van Dam

George Arnold van Dam werd in Groningen geboren, op 14 januari 1919. Hij had een twee jaar oudere zus, Estella en een vijf jaar jongere broer, Hugo.
Het gezin woonde in 1935 aan de Kamplaan in Groningen en verhuisde op 16 januari 1939 naar Dilgtweg 16 in Haren.
Vader Arnold van Dam was een welgesteld kledingfabrikant, directeur van de N.V. Herenkledingfabriek Wed. N.A. van Dam & Zn te Groningen. Zijn oudste zoon leek voorbestemd hem in de zaak op te volgen. George volgde in Londen een opleiding tot coupeur en werkte bij zijn vader in de fabriek.
George was een knappe, sportieve jongen. Hij zat op de padvinderij en roeide bij roeivereniging De Hunze. De meisjes daar vonden hem allemaal leuk: stoer, knap, sterk, flink en nog aardig ook.


Op 14 mei 1940, de dag van het bombardement op Rotterdam, wilde de familie Van Dam nog naar Engeland vluchten. Vader Arnold van Dam, moeder Rosa Serphos en hun zoons George en Hugo probeerden in Wijk aan Zee een plaats op een boot te krijgen, maar dat mislukte.
Op 28 april 1942 moest Arnold van Dam terugtreden als directeur van zijn fabriek en de leiding in handen geven van de Duitse Verwalter Eugen F. Weller. Weller zorgde ervoor dat het bloeiende bedrijf korte tijd later in liquidatie was getreden. Persoonlijke, waardevolle bezittingen moest de familie Van Dam inleveren bij Lippmann Rosenthal & Co in Amsterdam.

Begin juli 1942 kreeg George van Dam de oproep zich te melden voor een werkkamp. Zijn familie probeerde hem ervan te weerhouden. George kon onderduiken in bejaardenhuis Avondlicht, dat tegenover het huis van de familie stond; hij was daar van harte welkom. Maar de levenslustige George voelde er niets voor om ‘…tussen al die oude mensen te gaan zitten’. Op de roeivereniging reageerden de roeiers geschrokken toen hij zijn vertrek aankondigde. “Ik doe het voor mijn ouders; zij krijgen er last mee als ik niet ga,” zei George.
Op vrijdag 10 juli meldde George zich bij de bus in de Emmalaan, die hem met negen dorpsgenoten naar kamp Westerbork bracht. Vanuit Westerbork schreef George op een typemachine nog een brief naar zijn familie. Hij verkeerde in de veronderstelling dat hij in Duitsland als arbeider tewerkgesteld zou worden. In werkelijkheid maakte George van Dam deel uit van het allereerste transport naar Auschwitz, op 15 juli 1942.
In Auschwitz eindigde het leven van George Arnold van Dam op 25 augustus 1942. Hij werd 23 jaar.

In Haren besloten de ouders van George onder te duiken. Zij vonden aanvankelijk onderdak bij vrienden aan de Kamplaan in Groningen, waar zij zelf gewoond hadden. De jongste zoon, Hugo, werd onder de naam Herman de Boer, groentekweker, opgenomen in het gezin van de tuinman van de familie Van Dam aan de Nieuwlandsweg 14. Na enige tijd werd het op beide onderduikadressen te gevaarlijk. De familie Van Dam vond vervolgens onderdak bij de familie Bolt aan de Molenkampsteeg 25. Op dat adres was Otto Jansen al een tijdje ondergedoken om aan de arbeidsdienst te ontkomen. Otto moest verkassen naar een huis aan de overkant om plaats te maken voor de familie Van Dam. Uit erkentelijkheid mocht Otto na de oorlog wel eens een kostuum komen halen bij Van Dam, tegen fabrieksprijs.

Arnold, Rosa en Hugo overleefden de oorlog dus. Ook dochter Stella, die in 1938 met Henri Kater was getrouwd en in Eindhoven was gaan wonen, bleek uit handen van de Duitsers gebleven te zijn. Henri werkte bij Philips. Mede dankzij Frits Philips, die zijn Joodse personeelsleden lange tijd uit de kampen wist te houden, ontsnapte het gezin aan de massale Jodenvervolging in 1942 en begin 1943. Stella en Henri hadden drie kinderen: Lex (1939), Franklin (1941) en Enny (1943). De laatste twee jaren waren alle gezinsleden gescheiden van elkaar ondergedoken. De tweejarige Franklin werd op 28 augustus 1943, onder de naam Fransje de Groot, ondergebracht bij Hendrik en Elise Niemeijer in de villa Rijksstraatweg 333, waar nu de Stichting het Groninger Landschap in gevestigd is. Hendrik Niemeijer, telg uit de tabaksfamilie, en zijn vrouw waren actief betrokken bij het verzet in Haren.

Bron: ‘Van kwaad tot onvoorstelbaar erger’, Wil Legemaat, Haren, 2010

In 2010 werd voor George van Dam een Stolperstein geplaatst in Haren, Dilgtweg 16