Verhaal

Toch nog overlevenden bij familie van Lientje Polak

Letterlijk schrijft Max Noach in zijn levensgeschiedenis over de familie van zijn vrouw Lientje Polak: “There were no survivors in the family.” Niemand had de verschrikkingen van de nazi’s overleefd, de familie Polak was volledig uitgemoord – op Lientje na dan.
         Maar er zijn wel degelijk enkele overlevenden, beaamt Max desgevraagd. Wat hij schreef, klopte toen hij aan zijn boek begon, in de jaren tachtig. Hij wist niet beter. Inmiddels is er meer bekend geworden. Max gaat zijn levensverhaal op dit punt aanpassen.

Broer
Op de betrouwbare website Joods Monument is al een eerste aanwijzing te vinden dat er, afgezien van Lientje, nóg een overlevende is.
         Eerst wordt er gemeld dat Lientje’s vader Barend Polak (1901) op 31 maart 1944 is vermoord in een onbekende gemeente. Ook staat er dat haar moeder Betsy Barend (1901) is omgebracht in Auschwitz, op 10 september 1943. De website sluit daarna af met de mededeling “twee kinderen die nog thuis woonden, de oorlog hebben overleefd”.
         Namen worden niet genoemd, maar napseuringen leren dat het ene kind Lientje blijkt te zijn, het andere haar broer Henri. “Overleefd” is overigens een misplaatst woord. Henri Barend Polak (19 januari 1925) heeft weliswaar de jodenvervolging doorstaan, maar niet de oorlog.
         Max vertelt iets over de achtergrond van dit “droevig verhaal”.
         Lientje en Henri wisten, in tegenstelling tot hun ouders, te ontkomen aan de Hollandsche Schouwburg in Amsterdam, de verzamelplaats voor bijeengedreven joden. Lientje kon onderduiken bij een boer in Barneveld “die niet wist dat zij joods was”. Henri week uit naar Frankrijk. Na D-Day, na de invasie, werd hij er lid van de legendarische Irenebrigade, die tot dan in Engeland gelegerd was.
         De brigade bereikt op een bepaald moment Vlodrop, Zuid-Limburg. In een gebouw hadden de Duitsers een groep mensen opgesloten, en daar omheen mijnen gelegd. Korporaal Henri, lid van de mijnopruimingsdienst, bood zich aan als vrijwilliger. Maar er ging iets mis bij het verwijderen van de mijnen, aldus Max, en hij verloor het leven, op 3 maart 1945. Na de oorlog heeft een kapitein van de brigade Lientje in Palestina weten op te sporen. Hij vertelde wat er was gebeurd en “gaf veel morele steun”.
         Henri was aanvankelijk begraven op een katholieke begraafplaats – “onheilige grond”– en ook nog eens tussen twee Duitsers. Het is Lientje evenwel “na veel moeite”, onder andere met een brief aan de koningin, gelukt haar broer herbegraven te krijgen, op de joodse afdeling van de algemene begraafplaats in Maastricht. Zij en Max hebben het graf twee keer bezocht.
        
Nicht
Nog een overlevende die naderhand opdook, was de neef Loek Polak uit Blaricum, telg van een gezin waarmee de familie van Lientje voordien geen contact had. Loek wist zijn volle nicht na meer dan vijftig jaar in de VS op te sporen. Zij hebben elkaar daar ontmoet en telefoneren nu regelmatig.
         Van het Voorburgse gezin waarvan Max deel uitmaakte, is iedereen in leven gebleven. Maar de jongste broer van zijn vader, Simon Machiel Noach (Deventer, 27 december 1887), is op 3 oktober 1941 vermoord in Mauthausen. En de toekomst van de zus van zijn moeder, de weduwe Dieka Querido-Zilverberg (Steenwijk, 15 maart 1878), ging aan diggelen in Sobibor, op 20 maart 1943.
            Van de overige familieleden zijn er meerderen getrouwd met niet-joden, en dat heeft “een beetje geholpen”, constateert Max achteraf.

 

Bron: Stolpersteine Dordrecht  verhaal over : Het voorbije joodse Dordrecht

Zonder handboeien stapte Max Noach  op de tandem, richting de Biesbosch