Verhaal

Biografie familie Jakob-Katzmann

Jakob Jakob is soldaat tijdens de Eerste Wereldoorlog en dient het Duitse leger. Hij raakt in Frankrijk gewond en loopt hierdoor de rest van zijn leven kreupel. Hij ontvangt de onderscheiding het IJzeren Kruis.

Wanneer het in 1938 voor het gezin niet meer veilig is in Duitsland, emigreren zij naar Garderen. Jakob koopt een stuk grond en is werkzaam als boer en handelaar. In het vreemdelingenregister van Apeldoorn wordt hij genoemd als zelfstandig landbouwer en wordt het toekennen van een voorlopige verblijfsvergunning geregistreerd. De oudste zoon van het echtpaar wordt ook als landbouwer in het zelfde register opgenomen.

Jakob en Paula geven elkaar op 23 oktober 1923 het ja-woord in het Duitse Fulda. Het echtpaar krijgt twee zonen, waarvan de oudste (6 september 1924) de oorlog zal overleven. Het gezin heeft in ieder geval op de Ouwendorp 16 gewoond. Dit ligt net onder Garderen. Ten tijde van de oorlog hoorde dit gebied bij de gemeente Apeldoorn, ruim na de oorlog is dit geruild met de gemeente Barneveld. 

Op 25 juni 1940 ‘worden door ambtenaren van de Sicherheitspolizei tien mannelijke Joodsche ingezetenen dezer gemeente in bewaring gesteld’. Tobias Elzas (1914-1943) wordt opgepakt in zijn woning, omdat er in dit een huis een Duitse vluchteling wordt gevonden, het rapport beschrijft dat hij ‘samenwoont met één der gearresteerde Duitsche Joden’. Gebleken is dat dit verhoor betrof een onderzoek naar het paspoort, de politieke antecedenten en de bestaansmiddelen dezer ingezetenen. Van de tien Joodse dorpelingen worden er in de loop van de dag acht vrijgelaten, Jozef Hirsch (1887-1944) en Berthold Krebs (1913-1945) blijven echter nog in hechtenis. Eén van de andere acht personen op het lijstje is Jakob.

Het echtpaar zou gewaarschuwd zijn, maar Jakob voelt zich met zijn IJzeren Kruis onderscheiding veilig; zover zouden de Duitsers toch niet gaan? Zoon Benno duikt wel onder en overleeft de oorlog. In 1948 emigreert hij naar Amerika.

Jakob, Paula en hun zoon Gert Manfred worden per vrachtwagen naar Amsterdam vervoerd; het betreft een transport met WO I invaliden en hun eventuele gezinsleden.

Op 21 april 1943 worden zij vanuit Amsterdam naar Theresienstadt gedeporteerd. Een kleine anderhalf jaar later worden zij op 6 oktober 1944 van Theresienstadt naar Auschwitz gedeporteerd. Daar zijn zij op 8 oktober 1944 vermoord.

Bronnen: Holocaust.cz en Yad Vashem, CODA archief Apeldoorn