Verhaal

In Memoriam

Helene Löwenstein is de dochter van veehandelaar Bendix Löwenstein en Bertha Norden. Zij is de tweede vrouw van Max Elias.

Max Elias is de zoon van Elias Elias en Lina Leeser. Als Max wordt geboren in het Duitse Hamm, is zijn vader achtenveertig jaar oud en zijn moeder veertig jaar. Max komt uit een groot gezin, waarvan in 1940 nog enkele broers en zussen in leven zijn. Zijn ouders sterven respectievelijk in 1902 en 1903.

Max gaat in militaire dienst en werkt in het kader van een opleiding in een warenhuis. Hij voltooit de opleiding tot koopman, waarschijnlijk in 1896 of 1897. Hoe hij zijn toekomstige (eerste) vrouw Minna leert kennen is onduidelijk, mogelijk via de niet ongebruikelijke contactadvertenties in een Joodse krant. Het stel trouwt op 30 januari 1906 in het Duitse Felsberg. In december van hetzelfde jaar krijgen zij hun eerste kind: Erich Elias. In 1910 wordt in Erle hun dochter Lotte geboren. Op 12 juni 1911, als Lotte één jaar en één week oud is, sterft haar moeder, achtendertig jaar oud. Max is dan vierendertig.

Ruim een jaar later, in augustus 1912, neemt Max een meubelzaak over in Herne. Op 15 oktober van datzelfde jaar hertrouwt hij in het Duitse Gelsenkirchen met Helene Löwenstein. Max en Helene krijgen in december 1913 een dochter, die ze Gerda noemen.

Het gezin blijft in Duitsland wonen. Max stapt over naar de textielhandel. Zijn dochter Lotte werkt ongeveer een jaar bij hem in de zaak als verkoopster. De zaken gaan goed, totdat in 1929 de crisis uitbreekt. In de daarop volgende jaren verliest het bedrijf hierdoor een deel van zijn klandizie.

In 1933 bepaalt Hitler dat niet-Joden geen aankopen meer mogen doen bij Joodse winkeliers. Omdat het naziregime ook bepaalt dat Joden geen vastgoed meer mogen huren, moet het echtpaar in september 1933 de winkel sluiten. Max en Helene proberen een nieuwe woonruimte te vinden, maar ondanks de leegstand in Hanau is er niemand die het aandurft hen een woonplek te geven. Daarop vertrekken ze naar Rotterdam. Op 5 juni 1934, als Max en Helene al in Rotterdam wonen, wordt de winkel ook ‘op papier’ gesloten. Ruim een half jaar eerder, op 1 oktober 1933, start Max een nieuwe firma: ‘Toilettenzeep-industrie’ (vanaf 20 september 1933 in het handelsregister opgenomen). Het bedrijf staat formeel op naam van Helene, zij is ook de drijvende kracht achter het bedrijf, Max en zijn zoon Erich hebben een onbeperkte volmacht.

Erich trouwt op 31 mei 1936 in Frankfurt met Gertrud ('Trude') Weiler, dochter van Leopold en Clothilde Weiler. Dit zal de laatste keer zijn dat de familie elkaar in een brede setting ziet. 

Als Nederland plotseling wordt aangevallen door nazi-Duitsland, slaat de paniek toe onder de Nederlandse bevolking. Grote aantallen Duitsers, onder wie Joden, worden in de meidagen van 1940 geïnterneerd. Max wordt ondergebracht in een bioscoop. Deze bioscoop wordt tijdens het bombardement van 14 mei 1940 getroffen en Max overleeft de vlammenzee niet. Zijn dochter Gerda schrijft later over deze gebeurtenis: “Het gouden horloge van mijn vader was volledig verkoold. Aan de hand van dit horloge is hij geïdentificeerd (het productie/serienummer maakte dat mogelijk). Het horloge stond stil op het tijdstip van 14:00, oftewel veertig minuten na het begin van het bombardement.”

Alle Joden moeten in de tweede helft van 1940 Rotterdam verlaten, onder de noemer van een Joden-vrije zone in het kust-verdedigingsgebied. Vanaf 18 oktober 1940 woont Helene, samen met het echtpaar Weiler-Haas (de ouders van haar schoondochter Trude) in Apeldoorn, Soerenseweg 108. Vervolgens gaan het echtpaar Weiler en Helene, op 27 december 1940,  in de Emmalaan, op nummer 21, wonen (het vreemdelingenregister waarin Helene wordt opgenomen noemt 23 december 1940 als verhuisdatum). Helene keert, negen maanden later (27 september 1941) weer terug naar het huis aan de Soerenseweg. Leopold en Clothilde verhuizen elf maanden later (21 augustus 1942) naar Koppellaan 6, waar ze hun intrek nemen in pension en rusthuis Nieweg.

Begin oktober worden Leopold en Clothilde uit Apeldoorn weggevoerd. Tijdens de razzia van half november wordt ook Lotte, de stiefdochter van Helene, met haar man en zwager gedeporteerd.

Op 19 januari 1943 worden vrijwel alle overgebleven Apeldoornse Joden op het terrein van het Apeldoornsche Bosch geïnterneerd. Helene behoort tot deze groep. 

Er is een getuige die schrijft dat enkele Joden die deze dag geïnterneerd werden ‘allerlei bezit, tot aan meubelen aan toe’ vanuit hun huis naar het Apeldoornsche Bosch lieten overbrengen; het is zeer wel denkbaar dat vele Joden geen enkel idee hebben gehad wat hen te wachten staat. Vanuit het Apeldoornsche Bosch wordt Helene op 22 januari 1943 naar Kamp Westerbork gedeporteerd. Zij verblijft in barak 73.

Op dinsdag 25 mei 1943 vertrekt vanuit het doorgangskamp transport 65 met als eindbestemming Sobibor. Helene is één van de 2862 gedeporteerden. Op vrijdag 28 mei 1943 komt zij in Sobibor aan. Zij wordt meteen bij aankomst in een gaskamer vermoord.

Bronnen: Verwanten van Leopold & Clothilde Weiler-Haas en het boek ‘Elias und Anverwandte’ geschreven door het echtpaar Hanneke en Peter Schmitz, en Stichting Sobibor. Afdeling ‘Naam & Gezicht’ van het herinneringscentrum Kamp Westerbork, CODA Archief Apeldoorn, Digitaal Joods Monument, Erica adresboek van Apeldoorn, het Gelders Archief, ITS Archiv Bad Arolsen (International Tracing Service), het boek ‘In Memoriam’ door Guus Luijters en Yad Vashem.

17 mei 2021