Verhaal

Israël Spanjar

Door: Robby

Israel Spanjar was leraar aan de 1ste Gemeentelijke HBS aan de ’s Gravendijkwal te Rotterdam. Bijna 20 jaar was hij aan deze school werkzaam geweest toen hij op 1 maart 1941 werd ontslagen. Hij was geboren op 13 juli 1892 in Zwolle. Hij werd op 1 maart 1913 tijdelijk onderwijzer bij het Lager Onderwijs aldaar, om de volgende maand een vaste aanstelling te krijgen in Wanneperveen bij Meppel. Die betrekking bekleedde hij tot 16 mei 1914 toen hij naar Zwolle terugkeerde als onderwijzer aan de ULO school van de Maatschappij tot Nut van het Algemeen.

In augustus 1915 behaalde hij de akte Middelbaar Onderwijs A voor de Franse taal. Op 1 september 1917 aanvaardde hij zijn eerste betrekking als leraar in dat vak en wel aan de HBS van het instituut Hommes. Vier jaar later werd hij tijdelijk leraar bij het Gemeentelijk Middelbaar Omderwijs te Rotterdam en nadat hij in september 1926 ook zijn B akte verwierf voor de Franse Taal en Letterkunde kreeg hij een vaste aanstelling aan de 1e HBS in die gemeente.

Na zijn gedwongen vertrek gaf hij nog bijna een jaar les aan het Gemeentelijk Lyceum voor Joodse leerlingen, van 15 oktober 1941 tot 1 september 1942. In april 1943 kreeg ook zijn gezin een oproep zich in kamp Vught te melden. Op 7 juni 1943 werd het gezin naar Westerbork gevoerd. Op 20 juli werden ze weggevoerd naar het Oosten. Spanjar was een gelovig man, streng orthodox.

Sinds 1930 was hij lid van de kerkeraad der Israëlitische Gemeente en hij bekleedde verschillende functies in Israëlische culturele commissies. Zijn geloof gaf hem kracht zijn lot te dragen. Hij en zijn vrouw Carolina Spanjar-De Jong en hun zoon Jaap (28 augustus 1930) werden op 23 juli 1943 in Sobibór vermoord. In juni 1943 waren zij met de Kindertransporten uit Vught gedeporteerd naar Westerbork. De oudste zoon Ab (9 december 1924) stierf in mei 1945 in Auschwitz.

Bron: WesterborkPortretten

Alle rechten voorbehouden