Verhaal

Toespraak bij de onthulling van Stolpersteine

Toespraak Hans Davidson bij de onthulling van Stolpersteine voor Maurits Nathan en Nathan Troostwijk voor de Kamperstraat 1 te Zwolle, 2 februari 2018.

Beste aanwezigen,

Er is een Amerikaanse uitdrukking die zegt: If a tree falls in the forest and there is nobody there, does it make a sound? (Als een boom omvalt in het bos en er is niemand bij, maakt dat een geluid?). Van een groot aantal Joden die in de Holocaust geveld zijn, is weinig of niets bekend. Dat is ook het geval met Maurits Nathan en Nathan Troostwijk. We kennen hun laatste woonadres, hun beroep - bakkersknecht -  en hun familie, de rest is onzeker of onbekend. Tussen 3 en 5 oktober 1942 zijn ze weggevoerd naar het verzamelpunt Westerbork. Omdat de bakkerij na maart 1941 op last van de Duitsers was gesloten waren ze officieel werkeloos en werden volgens de Nederlandse werkverschaffingsregels overgebracht naar werkkampen, net als niet-Joodse mensen zonder werk, maar in aparte locaties. De nazi's, onder leiding van Rauter en Seiss Inquart misbruikten dat systeem door langzaam maar zeker het net rond die Joodse mannen dicht te trekken tot ze gevangen waren. Begin october 1942 werden allen naar Westerbork vervoerd en de meeste van hun familieleden volgden vrijwillig om maar bij ze te zijn. Ze hebben langer in het doorgangskamp gezeten dan gebruikelijk, misschien waren ze tewerkgesteld als bakkers, maar op 14 september 1943 werden ze per goederenwagon doorgestuurd naar Auschwitz waar ze, mogelijk op 8 januari 1944, zijn omgebracht. Er zijn alleen nog maar twee sigarettenkokers met initialen en een aandoenlijke foto uit 1928 van hen over waar ze, met nog vier andere vriendjes en vriendinnetjes, op het strand staan, allen gekleed in hetzelfde zwarte badpak van Jansen en Tilanus. Van al die kinderen heeft alleen mijn moeder de oorlog overleefd. Er zijn geen latere foto's, in het huis van hun ouders was geen enkel aandenken aan de twee broers te zien, de herinnering aan hen was weggestopt. Er zijn nog twee mensen in leven die ze gekend zouden kunnen hebben en zelfs binnen twee minuten lopen van de Kamperstraat woonden, maar Nathan en Maurits zijn uit hun nagedachtenis ontsnapt.

Ik ben deze week naar het ouderlijk huis gegaan waar ze werkten in hun ouders' banketbakkerij om mogelijk een beter beeld te krijgen. Het is een klein pand, het is moeilijk voor te stellen dat daar een winkel, een bakkerij, en ruimte voor vier mensen was. Ze sliepen waarschijnlijk op zolder, maar die was volledig vernieuwd en er waren geen aparte kamers meer, het maakte niets duidlijker. Er was één toilet, de enige waterkraan was in de keuken.

Ik kan eigenlijk alleen wat vertellen over de ouders en twee ooms van Nathan en Maurits die ik persoonlijk gekend heb, na de oorlog. Een erfenis bestaat vaak uit meer dan spullen, ook mensen en vriendschappen kunnen vererfd worden en mijn ouders ontfermden zich over de vader en moeder, Andries and Lena Troostwijk die de beste vrienden van mijn grootouders waren. Andries had de banketbakkerszaak heropend in 1945 maar moest deze niet lang daarna weer sluiten vanwege zijn verergerende ziekte van Parkinson. Ik kan hem nog goed herinneren, zittend in een stoel in de erker van het aangrenzende pand in de Luttekestraat, dementerend en zo stijf en koud dat als je hem een hand gaf het leek of je een plank vasthield. Toen hij stierf bleef mijn tante Lena over met haar twee broers, de laatste Joodse na-oorlogse veehandelaars in Zwolle, Leo van Tijn en zijn broer David die een horrelvoet had, een van de weinige open homoseksuelen in die tijd. Lena, een heel kleine altijd keurig gekapte vrouw, die vanwege het lymphoedeem in haar benen ''Lena met de bienties'' genoemd werd, was een verschrikkelijk lastige vrouw, klagerig, ontevreden en wantrouwend. Maar hoe kun je leven zonder bitterheid vanwege je vermoorde kinderen, zonder je voor te stellen hoe ze aan hun einde gekomen waren? En met het vergeefse wachten na de bevrijding, hopend dat ze het overleefd hadden tot de brieven kwamen van het Rode Kruis.

Zoveel mensen van die generatie gingen onder een dergelijke last gebukt, ook mijn ouders, mijn oudooms en tantes, waarvan mijn oom Gerzon zich op tachtigjarige leeftijd verhing in een bosje in Amstelveen omdat hij niet meer kon leven met de herinnering dat, toen hij zijn zoontje Benno uit Westerbork kon halen, die net de dag daarvoor op transport gesteld was. Mijn ouders werden, lang na de oorlog, het slachtoffer van een gewapende roofoverval. Het feit dat ze beroofd werden was te verdragen, het feit dat ze, in hun gevoel, nu eindelijk gepakt waren heeft vooral mijn moeder jarenlang parten gespeeld, ze voelde zich nergens meer veilig. En die last treft ook vaak de mensen die de Holocaust niet zelf persoonlijk meegemaakt hebben maar er door familie bij betrokken zijn. Mede daarom emigreerden zoveel Joden na de oorlog naar landen als de VS, Canada en Australië, en Israël, omdat ze zich niet meer thuis en veilig voelden in Europa.

Er is geen plaats voor vergeten en zeker niet voor vergeven als het niet alleen over het verleden maar ook het heden gaat. In Europa is antisemitisme steeds meer gewoon en gedoogd, in de politiek, justitie, sport en dagelijks leven. In Nederland zien we ook wat eufemistisch heet "toename van negatieve gevoelens" tegen het miniem aantal Joden dat nog hier woont, vooral vanuit selectief politiek correct links en sommige bevolkingsgroepen, vaak verhuld als kritiek op Israël. Het is ironisch dat een veel gebruikt argument is dat de de Holocaust te veel aandacht krijgt. Jodenhaat is als een ziekte die al millennia bestaat, af en toe wat vermindert, soms een epidemie wordt en waarvan de oorzaak een raadsel is. Het verschil is dat hier het doel niet is de uitroeiing van de ziekte maar van de patiënt. Actieve weerbaarheid is geboden, tolerantie van intolerantie leidt to herleven van het verleden.

Straks gaan we naar de onthulling van de symbolische grafstenen van Nathan en Maurits Nathan Troostwijk op de Kamperstraat 1 in plaats van naar echte zerken aan de Kuyerhuis-laan waar hun laatste rustplaats had moeten zijn, zoals die van hun ouders en ooms. Mogen ze rusten in vrede of wat daarvoor door gaat.

Dank U voor uw aanwezigheid en steun. Er is, misschien, hoop.