Verhaal

Toespraak bij de onthulling van Stolpersteine voor 14 bewoners van de Venestraat te Zwolle

Toespraak Peter Riemersma tijdens de bijeenkomst ter gelegenheid van de onthulling van 14 Stolpersteine in de Venestraat te Zwolle, 25 maart 2015.

Peter Riemersma, bewoner van de Venestraat en initiatiefnemer Straatcomité Venestraat 100 Jaar.

Dames en heren,

Het was geen groot nieuws in de Venestraat dat Emil Weihl en zijn zoon Otto Albert hier kwamen wonen. Emil Weihl: held uit de Slag om Verdun in 1916. Gelauwerd met het IJzeren Kruis Eerste Klasse.

Desondanks opgesloten in Buchenwald. Omdat hij een Kaufhaus had in Bückeburg dat volgens de proleten in bruine hemden uit die stad dicht moest. Omdat Emil en Otto Joden waren.

En minstens zo sensationeel had het bericht kunnen zijn dat de familie Broekman-die nota bene al vanaf 1931 op nummer 2 woonde- op transport gesteld werd naar Vught.

De heer en mevrouw Broekman hadden zich niet misdragen, hadden geen misdaden begaan en in tegendeel zij hadden lof geoogst door de jaarlijkse AVRO bridgedrive in Hotel Gijtenbeek te winnen, samen met hun partners, hun niet-joodse overburen de heer en mevrouw Hibbel.

Max Hollander, afkomstig uit Bielefeld, werd níet uitgenodigd lezingen te komen geven voor de plaatselijke afdelingen van de Nederlandse Middenstands  Bank en de organisaties voor het midden- en kleinbedrijf. Lezingen over hoe door hem en zijn zwager Benno Katz een opwindend nieuw winkelconcept ontwikkeld was: van winkel naar warenhuis.

Wilde niemand weten waarom de Davidsons, toch succesvolle expats met een slagerij in Dülmen, nu ineens terugkwamen naar Zwolle?

Niemand van de oud-bewoners van de Venestraat die ik interviewde over de honderd jaar die deze straat in 2014 bestond, heeft met een woord gesproken over de Duits-sprekende Joden die hier vóór de oorlog waren komen wonen. Over wie zij waren, waar zij vandaan kwamen, hoe zij heten en hoe zij zich gedroegen. Met geen woord.

En dat er veertien Joodse medebewoners eenvoudigweg verdwenen waren om nooit meer terug te keren, was ook niemand opgevallen. En was ook zeker niet -ter herinnering- doorgegeven door de ouders van tóen aan de kinderen láter.

Zoals zij waren gekomen, zo gingen zij. Onopgemerkt. Zonder vragen en dus zonder antwoorden.

Doodgewoon.

De Joden en hun vreselijk lot kwamen niet ter sprake in de interviews toen ik wilde nagaan wat voor een straat de Venestraat in de loop der jaren was geweest, wat de bewoners zoal voor de kost deden, hoe het met de verzuiling in de straat stond in de jaren veertig en vijftig, wie er het eerst een auto had, het hoe en wat van het spelen op straat, het kattenkwaad, hoe het hier rook, en welke geluiden misschien oorverdovend waren.

Wat zij zich herinnerden van de verffabriek van Klinkert, van het roet van de stoomlocomotieven op de lakens die op wasdag aan de lijn hingen, de bussen van de VAD waardoor je lag te schudden in je bed, de Apostelen die hier ter kerke gingen.

Met andere woorden, het was een half jaar later archiefwijsheid dat er hier uit deze straat op vijf adressen 14 Joden op transport gesteld zijn, gedeporteerd en vermoord.

De mensen die ik daarna nog interviewde, wilden het nauwelijks geloven.

Belangrijk: als ik dat zo vaststel klinkt dat misschien als een verwijt.

Maar ik bedoel het anders: met duivelse slimheid zijn de veertien Joodse bewoners van de Venestraat tussen juni 1942 toen de jonge Max Wijnberg werd gearresteerd en 9 april 1943 toen een grote groep Zwolse Joden afgevoerd werd naar Vught op weg naar hun moordenaars in het Oosten, - bijna stiekemweg- zijn deze veertien medebewoners, straatgenoten, opgelost in het kader van de Endlösung.

Hoewel.

Dat verklaart natuurlijk echt niet alles. Het is niet voor niets dat naar aanleiding van de dissertatie van historicus Bart van der Boom “Wij weten niets van hun lot”, over gewone Nederlanders en de Holocaust, een felle discussie losbarstte.

Concreet in de Venestraat. Daar zeker geen straat brede verontwaardiging, laat staan verzet. Maar ook niet in de Hertenstraat, de Derk Buismanstraat of enige andere straat in Zwolle. In zoverre was de Venestraat geen uitzondering, al is veertien voor zo’n kleine straat opvallend veel.

Maar de vraag –die door mij natuurlijk niet simpel is te beantwoorden- blijft: hoe kan het zo geluidloos zijn gebeurd en waarom heeft het zo vreselijk lang geduurd voor we er nu op terugkomen?

Nog maar kort geleden stonden wij Nederlanders bekend, vooral bij ons zelf, dat we bij uitstek tolerant waren. Maar waren we maar níet zo verontrustend, lees: zelfvoldaan, gemakzuchtig tolerant geweest.

Honderd Jaar Venestraat was mijn onschuldig klinkende, zelf gestelde opdracht. En daar waren er ineens die veertien.

Eenmaal van alle veertien de naam bekend en in het Herinneringsboek van Jaap Hagedoorn de geboorte- en sterfdatum  opgezocht, wilde ik hen een gezicht geven en hun gestalte laten zien, vóór zij in de mist van de geschiedenis zouden verdwijnen.

En de geslaagde, artistieke idee van Gunter Demnig die de Stolpersteine ontwikkelde, maakt het nu mogelijk om de huiveringwekkende bladzijden uit de geschiedenis van de Venestraat glans te geven en ‘onze’ slachtoffers van de Holocaust in elk geval een niet uit te wissen naam te geven.

Het initiatief dat overigens direct omarmd werd door mijn buren, geeft ons de kans om aan de hand van de persoonlijke geschiedenissen van de veertien wier namen nu op de Stolpersteine staan gegraveerd, duidelijk te maken dat hun dood géén toevallige samenloop van omstandigheden was, géén blind ongeluk.

En dat het de uitvoering van het beleid van een moderne, westerse staat is, het vooropgezette doel van een officiële regering, met een groot draagvlak.

Verwerkelijkt door samenwerkende bureaucratische organen alle met veel organisatorisch vernuft.

Maar die persoonlijke geschiedenissen te achterhalen is niet eenvoudig.

De vernietiging van een intens gehate bevolkingsgroep die trouwens niet eens een echte ,laat staan hechte groep was, is wel zo grondig in z’n werk gegaan dat er geen foto gevonden kon worden van Frauke Broekman geboren Rozeboom, noch van Susanna Rudelsheim.

Want niet alleen zijn zij gedeporteerd en vermoord maar ook hun huis is leeggehaald en hun geschiedenis bijna helemaal uitgewist.

Ik weet bijna niks van Max Wijnberg. Geen foto, geen geluidsopname, geen handschrift.

Uitgewist, ausradiert.

Zeker, hij kwam uit Hoogeveen. Maar was het een aardige jongen? Deed hij aan sport?

Van zijn leeftijdgenoten in mijn eigen familie kan ik u hele verhalen vertellen. Max Wijnberg heeft die familie niet die zijn levensgeschiedenis kon doorgeven.

We hebben dus te lang gewacht en erger we hebben niet ten volle beseft wat er gebeurd is. Anders had de oma van Marga, mevrouw Deiman, hier in de zaal gezeten en geglimlacht toen ze aan hem dacht. Maar mevrouw Deiman is al zo lang dood.

En ik had aan Rie de Wilde en Frits van Schubert willen vragen hoe dat nu precies gegaan is toen zij het huis van de Broekmannen aangeboden kregen.

En ook meneer Schoonhoven is al jaren dood die de BAAK-polis van de Broekmannen tot ver na de oorlog nog behartigd heeft. Hij had over zijn vroegere werkgevers vast veel kunnen vertellen.

Ik zeg u eerlijk mijn onderzoek was al helemaal een opgave voor zover het de Duitse vluchtelingen betrof: de Holländers, de Weihls en de Herzen, rersp. nr. 6, 27a en nog eens 27a. Bijna in de mist van de geschiedenis verdwenen. Niet alleen hun naam verdwenen, maar erger nog hun gruwelijk lot niet in herinnering.

 En net als je denkt dat het allemaal ver, te ver achter ons ligt, duikt het verhaal op van William Herz, de zoon van Samuel Herz en Olga Alice Herz – Linde die op nummer 27a woonden.

Samuel en Olga waren uit Berlijn gevlucht naar hun zoon William en zijn vrouw die al eerder naar Nederland kwamen en hier een bestaan hadden opgebouwd.

Moet er voor William een Stolperstein gelegd worden? Hij is namelijk door het verzet doodgeschoten, niet door de Nazi’s.

Het verhaal van ongemakkelijke onderduikers en paniekerige verzetsmensen.

Helemaal afgelopen is de oorlog dus nog niet.

De discussies, wekelijks een nieuw boek, films, documentaires en nu dan de Stolpersteine.

Het onderzoek naar de geschiedenis van een straat en zijn bewoners is natuurlijk exemplarisch voor de geschiedenis van de stad en haar inwoners.

Laten we de vragen maar breeduit onder ogen zien.

Voor een deel van die vragen zijn de veertien Stolpersteine toch een mooi antwoord.

Dank u