Verhaal

Toespraak bij de onthulling van Stolpersteine voor Aaltje, Rika, Marianne Norden en Elisabeth Sanders.

Toespraak A.J.M. Raaijmakers, Hagelstraat 15A te Zwolle, 30 maart 2016.

Waarom hier Stolpersteine?

Ze liggen voor een  laatste woonadres.

Er staan namen en getallen in de messing bovenkant.

Namen van bewoners van dit pand ten tijde van de tweede wereldoorlog, jaartallen van geboorte en overlijden in een van de gruwelijke vernietigingskampen.

Degenen die er aan voorbij gaan en deze steentjes zien, kunnen er over struikelen; niet letterlijk, symbolisch, met het hoofd en het hart.

En zij moeten zich buigen om de namen en getallen te kunnen lezen.

En dat buigen kan tevens een eerbetoon worden.

Vele tienduizenden van deze herinneringsstenen liggen er nu inmiddels in veel steden en dorpen, in vele landen om ons heen.

Ter blijvende herinnering aan allen die onder het nationaalsocialisme door de nazi’s zijn vermoord.

De grootste groep hiervan waren Joodse burgers.

Hier op 15 A woonden in het begin van de oorlog 6 mensen. Een van hen, Leo Fortuijn, een jongeman van 21 jaar, was hier in de kost ofwel ondergedoken. Hij ging in oktober 1942 zijn ouders bezoeken in Nijkerk, die daar ondergedoken waren.

Door zijn komst, volgens zeggen, zijn ze alle drie verraden, weggevoerd en omgebracht. Leo is gestorven in het werkkamp Neukirch. Voor hem en zijn ouders liggen er in Nijkerk Stölpersteine.

Vanuit dit pand zijn in november 1942 op bevel weggegaan:

Sientje en Elisabeth Sanders. Elisabeth was een meisje van 12 jaar. Zij is geboren in Rotterdam, haar ouders zijn gescheiden en zij woonde in eerste instantie met haar zus Sientje die in november 1942, 15 jaar is, bij haar grootouders.

In februari 1937 kwamen de zusjes in de Hagelsteeg te wonen bij Rika en Marianne Norden, bij wie zich zus Aaltje in 1938 voegde. Die kwamen uit een groot gezin waarvan de twee oudste broers, Koos en Salomon, ook in Zwolle woonden. Aaltje was dienstbode en als oudste gezinshoofd. Zij nam de zorg op zich voor de zusjes Sanders en haar 2 zussen die kraamverzorgsters waren, baaksters zullen zij in die tijd genoemd zijn.

Wij weten niet hoeveel Zwolse moeders zij hebben bijgestaan en hoe vaak zij in die oorlogsdagen toch ook bij nacht en ontij te hulp zijn geroepen.

Zij moesten zich in die donkere dagen van november 1942 melden in de toenmalige Wijnbeekschool en zijn van daar uit weggevoerd; Elisabeth en zusters Norden naar Westerbork waar zij op 18 november aankwamen, Sientje naar kamp Vught. Zij kwam van daar uit ook in Westerbork en Auschwitz maar zij heeft de verschrikkingen overleefd.

Aaltje, Rika en Marianne zijn op 24 november 1942 gedeporteerd naar Auschwitz en op 27 november daar omgebracht.

Elisabeth wordt eerst nog ondergebracht in het weeshuis van Westerbork; op 7 september 1943 wordt ook zij alsnog gedeporteerd naar Auschwitz waar zij op 10 september sterft.

Ter afsluiting het volgende gedicht: het is geschreven door Jan Emeldus van den Boom.

In hun eenvoudige valies paste precies

wat zij mochten meenemen van hun schamele bezit.

De rest zou, zeiden ze, worden nagestuurd.

De deur sloeg zacht achter hun ruggen dicht;

De buurt keek hen onnozel na.

Er volgde een eindeloze enkele reis van hot naar

haar, dachten ze zelf, maar voor elke wagon

lag het eindstation vast, administratief bepaald.

Zij waren geen mensen meer, misschien nog

ruggen, maar zeker nummers met ten slotte

een datum van overlijden.

Wij zullen hun namen Aaltje, Rika, Marianne en Elisabeth in ere houden.