Verhaal

Toespraak bij de onthulling van Stolpersteine voor de zussen Meta Palm en Sariena Frank-Palm

Toespraak Peter Riemersma, Terborchstraat 2 te Zwolle, 22 maart 2017.

De Familie Palm

In dit huis Terborchstraat 2 woonde voor en aan het begin van de oorlog de familie Palm.

Aanvankelijk had de familie Palm een confectiefabriek in Nieuw Amsterdam, in de grensstreek achter Emmen, opgezet door Samuel Palm sr. Toen hij in 1909 overleed, nam Eduard, toen 33, de zaak over.

Twintig jaar later wil hij een tweede fabriek in Zwolle beginnen en hij koopt een rijtje afbraakkrotwoningen hier in de Tuinstraat.

Architect Boxman heeft een eenvoudig tweelagig gebouw ontworpen, geen vreugde voor liefhebbers van industrieel erfgoed. Onder garageboxen voor de verhuur en daarboven de confectiefabriek: werkmanskleding.

In 1940 is Eduard al zo ziek dat de fabriek in Nieuw Amsterdam wordt gesloten en het bedrijf hier wordt omgezet in een vennootschap onder leiding van zoon Samuel. U weet wat er vervolgens gaat gebeuren: de Duitsers nemen het bedrijf dwingenderwijs over om dit net als alle Joodse bedrijven te liquideren. Aldus geschiedt.

Vader Eduard (Emmen, 1876) is al weduwnaar vanaf 1930, toen zijn vrouw Henriette Jacobs stierf.

Hij woont hier met zijn zoon Charlie-Samuel (Emmen, 1914), zeg maar Charlie, zijn schoondochter Jozina Jacoba Palm geboren Wolf (1915) en drie dochters: Sariena (Emmen,1916), Rosa (Emmen, 1919) en Meta (Zwolle 1925).

Midden in de oorlog wordt de kleine Beatrix geboren, 24 februari 1942, de dochter van Charlie en de kleindochter van Eduard.

Als de maatregelen tegen de Joden de toekomst verduisteren, is Eduard ziek. Hij sterft na een langdurig ziekbed, schrijven de nabestaanden in de advertentie. Zijn medewerkers bedanken hem. Een natuurlijke dood, althans niet gedeporteerd, niet in een kamp en niet vergast.

Dezelfde aantekening kun je maken bij de veel te vroege dood van Rosa. Zij is nog slechts 24 als zij in Amsterdam sterft. Het is dan juni 1943. Angst is giftig.

Beatrix en haar moeder duiken onder en dat lukt: zij overleven. Echtgenoot en vader Charlie is van hen gescheiden, duikt ook onder en ook hij heeft het geluk van de geslaagde onderduik.

Maar keihard is het noodlot voor Sariena en Meta. Zij blijven niet buiten de handen van hun moordenaars. Hen wacht een ontijdige wrede dood, alleen, zuiver alleen omdat zij joods waren.

Sariena woont eigenlijk al niet meer thuis. Zij heeft jaren ingewoond, op kamers, bij de familie Frank in Amersfoort. Zij studeert voor lerares huishoudkunde en wasbehandeling in het huishoud- en nijverheidsonderwijs en dat kon kennelijk niet in Zwolle. Haar telegram aan de familie Frank uit Den Haag. waar zij examen moest doen, is bewaard gebleven: geslaagd! Wat we niet weten is of zij ergens met haar diploma aan het werk is gegaan.

Zij noemt de oude heer Frank haar pleegvader.

In eveneens bewaard gebleven zelf gemaakte gedichten ter gelegenheid van verjaardagen en feesten laat zij merken dat zij zich daar in Amersfoort zeer thuis voelt.

Pleegvader Frank besteedt in zijn dagboek veel aandacht aan Sariena; hij vindt haar speels, onhandig, soms onvoorspelbaar, wijs en emotioneel. In elk geval bijzonder en veelbelovend.

Er is ook een zoon, David. Zijn vaders waardering was zijn liefde.

Op het verlovingskaartje van Sariena en David lezen we de onheilspellende tekst ‘geen ontvangdag’, 2 september 1941. Voor deze gelegenheid terug in Zwolle, hier in de Terborchstraat, is dit nog eenmaal Sariena’s adres.

Zij waren anderhalf jaar verloofd toen zij trouwden in Westerbork op 10 februari 1943.

We komen aan het onverbiddelijke eind van hun leven.

Sariena gaat vanuit Zwolle naar Westerbork, op 3 oktober 1942. Onbekend is hoe en wanneer David Frank daar terecht kwam.

Onverklaarbaar is dat zij beiden 10 dagen na hun huwelijk voor veertien dagen naar Vught gaan. Hoe en waarom? Dat zal in toch niet de zwartgalligste huwelijksreis ooit zijn?

Want daarna komen zij samen weer naar Westerbork terug. En weer een half jaar later vertrekt hun trein naar het Oosten, op 31 augustus 1943.

De datum van Sariena’s dood door moord staat op 30 april 1944. Zij zal al dadelijk gescheiden van David nog een poosje hebben moeten werken, terwijl David direct is omgebracht. Davids dood is gefixeerd op 1 september 1943. 

Beatrix is met haar man uit Eindhoven gekomen om de Stolpersteine voor haar tantes Sariena en Meta te onthullen.

Zij heeft hen niet gekend en door de zwijgzaamheid van haar ouders over hun leven in de schaduw van de dood is er bij haar ook geen ander beeld dan deze prachtige foto van haar met tante Meta toen zij zelf een baby was. Dezelfde Meta die op 2 april 1943 in Sobibor vermoord is.

Mogen deze struikelstenen de namen bewaren van Sariena en Meta, verankerd in de straat en voor hun huis, waar zij in vreugde en vrijheid in en uit liepen tót hun toekomst in rassenwaan en pure wreedheid werd gesmoord. Ook deze stenen doen een onophoudelijke appel op ieder die hier passeert.