Verhaal

Salomon Levie

Toespraak Sippora Stibbe bij de onthulling van Stolpersteine voor het gezin Levie voor de Papenstraat 5 te Zwolle, 3 november 2017.

De Levie's woonden in de Papenstraat 5, wij in de Praubstraat. De huizen grensden met de achterzijden aan elkaar. De Levie's waren kleine luiden, net als wij.

Vader Salomon Levie stond op de markt met goedkoop speelgoed uit Japan. Kisten vol prullaria stortte hij iedere vrijdag uit over de allergrootste kraam van de markt. De spullen lagen zo hoog opgetast dat wij kinderen er niet overheen konden kijken, Je moest goed zoeken om tussen de prullaria iets bruikbaars op te vissen.

Achter de kraam rende Salomon Levie druk heen en weer. Hij kwam ogen te kort om de opgeschoten jongelui, vaak boerenjongens met watervlugge vingers, in de gaten te houden. Soms schoot hij een balletje aan een elastiekje af op al te gretige kinderhanden of pakte hij een vliegenmepper. Ondertussen kwam steeds zijn roep: “Een tuppeltie wat je eruit zoekt!”De dubbeltjes kreeg hij binnen via een grote soeplepel bevestigd op een lange smalle plank, die hij aan de klant toestak. Vaak werd hij geholpen door zijn vrouw of een van de kinderen.

Vader Levie was een kleine, drukke man met een paars-rood gezicht. Zijn broekspijpen waren te kort, zodat behalve zijn hoge schoenen met opwippende neuzen zijn sokken te zien waren, en altijd een kleine hoed met smalle randen, vast op zijn kleine ronde hoofd gedrukt. Zijn vrouw Sara, geboren Davidson, was een stukje groter dan hij, een kloeke vrouw met een moederlijk figuur en veel mooie zwarte haren in een wrong.

Bij ons thuis woonden nog drie meisjes en een jongen thuis, net als bij de Levie's. Mijn twee oudste zussen werkten als dienstmeisje in Amsterdam. Wij waren bevriend met de kinderen Levie. Grietje Levie, de oudste, was het evenbeeld van haar moeder met een mollig figuur en een prachtige zwarte haardos die licht kroesde. Zij was dikke vriendinnen met mijn zusje Annie.

Dan volgde Sientje, die net als haar broer Bennie meer op vader Levie leek. Ze hadden beiden grove krullen en sproeten. Sientje was de hartsvriendin van mijn zusje Riekie. Mijn broer  Bennie en Bennie Levie waren niet echt dikke vrienden, want Bennie Levie was niet gemakkelijk mee om te gaan, daar hij erg zenuwachtig van aard was.

De jongste, Vrouwtje Levie, was mijn vriendinnetje. Ze was een jaar en een dag ouder dan ik, zij had een zwarte pony en ik een blonde. Ik speelde een beetje de baas over haar.

Toen vader Levie niet meer op de markt mocht komen, maakte een felle begeerte zich van de buurtkinderen meester. Wij wisten immers dat bij de Levies' in het voorhuis bergen spulletjes lagen opgetast, zoals kammetjes met een spiegeltje erbij, potloden, notitieboekjes, zakmessen, puntenslijpers, inktlappen, etuis, poppetjes, balletjes, gombeestjes en nog honderdduizend dingen meer.

Dat Levie door het marktverbod nu geen inkomen meer had, drong niet tot ons kinderen, door. De ramen van de Papenstrat 5 waren beplakt met fantasiepapier, dus om iets te zien van al die opgetaste schatten, moesten we knielend door de smalle brievenbus kijken. Het lukte mij niet om via Vrouwtje bij al dat moois toegelaten te worden. Ik speelde nauwelijks nog met Vrouwtje, want ze kwam bijna niet meer op straat en niet-Joden mochten niet op bezoek bij Joden. Met elkaar spelen zal ook wel verboden zijn geweest. Ze leefden steeds meer in isolement.

De schoolgaande kinderen moesten naar een andere school, de joodse school in de Voorstraat. De werkeloos gemaakte joodse mannen werden opgeroepen om graafwerk te verrichten in de omgeving  Ze verbleven in een werkkamp en sliepen niet meer thuis. Geregeld zagen we Sientje 's morgens op weg gaan om haar vader die in Dalfsen was te werk gesteld, iets lekkers te brengen. Ze moest lopen, want Joden konden alleen met een Ausweisz met de trein of bus reizen. Hun fietsen hadden ze al lang daarvoor moeten inleveren, evenals de radio.

Begin oktober 1942 klopte een  politieagent bij de Levie's aan met de oproep om zich de volgende dag te melden bij het gymnasium aan de  Veerallee. Daar zouden ze hun man en vader terug zien. Op vrijdag 2 oktober stapten ze naar buiten, bepakt met logge rugzakken. Op de rugzakken stond hun naam in grote witte letters. De buren kwamen een eindje de straat in om de Levie's alle goeds te wensen. Er werd geroepen: goeie reis en tot ziens. De familie was verbaasd de buren te zien.

Er scheen een waterig zonnetje en de kleine blauwe steentjes in de Papenstraat glommen als vanouds. Ze liepen nogal verspreid. Er was geen politie om ze te begeleiden. Ze gaven simpelweg gehoor aan de oproep van de dag daarvoor. Ze draaiden zich niet eenmaal om.......