Frederika Henriette Muller was de jongste van de 6 kinderen van Abraham Jakob Muller en Rebecca Zippora Coltof. Zij was ongehuwd en woonde samen met haar vader, die al sinds October 1923 weduwnaar was, op de Houtmarkt 6 onderhuis (eerder Jonas Daniël Meijerplein – de door de Duitsers verboden naam waarbij het plein weer de vroegere benaming kreeg).
Haar vader was concierge bij de N.I.H.S. (Nederlands Israëlitische Hoofd Synagoge) op de Houtmarkt in Amsterdam al sinds 1 April 1891. Vanwege zijn functie was hij “gesperrt bis auf weiteres”.
Frederika was sinds 1924 hoofd schoonmaak van de gebouwen van de N.I.H.S. en tevens concierge. Voordien was zij coupeuse. Door haar functie concierge en hoofd schoonmaakdienst was ook zij voorlopig vrijgesteld van deportatie. Echter op 29 Mei 1943 werd zij en haar vader Abraham Jakob afgevoerd naar Westerbork waar zij werden ingesloten in barak 64.
Frederika werd al enkele dagen later, op 1 Juni gedeporteerd naar Sobibor en bij aankomst aldaar op 4 Juni 1943 onmiddellijk vermoord.
Haar vader, Abraham Jakob werd op 8 Juni toegevoegd aan het zo genoemde “kindertransport” uit Vught, wat via Westerbork naar Sobibor vertrok. Op 11 Juni 1943 werd Abraham Jakob Muller onmiddellijk bij aankomst vermoord.
Stadsarchief Amsterdam, archiefkaart Frederika Henriette Muller en gezinskaart Abraham Jakob Muller; het archief van de Joodse Raad, registratiekaarten van Frederika Henriette Muller en Abraham Jakob Muller.