Verhaal

Jonas Efraim Cauveren en De Joodsche Prins

Over de opkomst en ondergang van een Joods Tijdschrift.

Door: Frits Slicht

Dit artikel / verhaal gaat over Jonas Cauveren en het geïllustreerde Joodse tijdschrift: De Joodsche Prins.

 

Ingebonden versie van alle nummers van de Joodsche Prins. Bron: Bijzondere collectie Univ. Bib. Amsterdam. Foto gemaakt door F. Slicht.

 

 

Inleiding

Tijdens mijn speurtocht naar Samuel Henri Englander kwam ik bij het tijdschrift ‘De Vrijdagavond’ een foto tegen met de bronvermelding: “De Joodsche Prins”. Maar wat werd er bedoeld met “De Joodsche Prins”? Ik vond een verwijzing bij: Dutch Jewry in a Cultural Maelstrom, 1880-1940. Geredigeerd door Judith Frishman, Hetty Berg. Noot 4 op blz. 86. In de noot staat dat het om een geïllustreerd tijdschrift gaat en dat het tussen juli 1912 en augustus 1913 is uitgegeven. Meer dan deze verwijzing was het niet. Maar er wordt nog een tijdschrift genoemd. In 1921 wordt er namelijk een nieuwe poging gedaan om een geïllustreerd tijdschrift uit te geven. Hier gaat het hier om De Geïllustreerde Joodsche Post. Ook dit weekblad heeft het maar twee jaar vol gehouden (tussen 6 jan. 1921 en eind 1922). Het tijdschrift werd uitgegeven door dezelfde uitgever die ook ‘De Vrijdagavond’ zal uitgeven. Het gaat hier om de uitgeverij Excelsior (adres: Van Eeghenstraat 198). Genoemde tijdschriften bevinden zich in de bibliotheek (afdeling ‘Bijzondere Collecties’) van de Universiteit van Amsterdam (overigens ook bij het IISG en deels ook bij het SAA).

 

Beschrijving: Oudezijds Voorburgwal 74-76 enz. Met brug naar Oudekerksplein (rechts), datering ca. 1926. Bron: Beeldbank SAA.

 

De Joodsche Prins

Kop van: De Joodsche Prins Augustus 1912

In eerste instantie is De Joodsche Prins uitgegeven bij Drukkerij Bos, adres: Oude Zijds Voorburgwal 76, Amsterdam. Vanaf november 1912 wordt ook het redactie- en administratieadres genoemd: Oude Schans 49, Amsterdam. De redacteur blijkt de heer J. Cauveren te zijn (met de aanvulling: litt. cand.). Op 18 mei 1913 verhuist de redactie naar het adres: Zwanenburgwal 46, tel. 103694.

 

Prentbriefkaart van de Zwanenburgwal bij de Sint Antoniessluis en de Jodenhouttuinen, ca. 1915. bron: JHM, uit de collectie van Jaap van Velzen.

 

Op dit adres staan een E. en een J. Cauveren ingeschreven. Emanuel Cauveren is volgens de gezinskaart: kruidenier in boter en kaas. Hij is de zoon van Joseph Cauveren en Naatje van Praag. De J. Cauveren is de broer van Emanuel, zijn volledige naam is Jonas Efraïm (ook: Ephraïm) Cauveren (geboren op 17 maart 1883). Deze Jonas blijkt student te zijn, hij studeert Godgeleerdheid. Hij heeft gestudeerd aan het N.I. Seminarium en voltooide ook het doctoraal klassieke talen. Hij zou later trouwen met Betje van Collem of Kollem. Naast zijn werkzaamheden als godsdienstleraar en docent klassieke talen was hij ook een getalenteerde schaker. Helaas is mij verder niet bekend wie de andere redactieleden waren, of dat er meer redactieleden waren.

Wat wil de redactie

NIW van 8 november 1912 (via Delpher).

Dat is natuurlijk de vraag die ik mezelf stelde toen ik de gebundelde jaargangen van ‘De Joodsche Prins’ onder ogen kreeg. In eerste instantie heb ik met verbazing en toch ook bewondering gekeken naar de bijzondere foto’s. Waar zijn die foto’s allemaal gebleven. Hier en daar las ik een stukje tekst en ontdekte al snel dat tekst en foto niet altijd op elkaar aansloten. Ook merkte ik dat op bijvoorbeeld op de ene pagina een stukje tekst staat over een bepaalde vereniging om de bijbehorende foto een paar pagina’s later te zien. Over het waarom van deze manier van indelen kan ik alleen maar raden. Er is weinig tot niets bekend over dit tijdschrift. Gelukkig heeft de redactie in het eerste nummer (van 11 Menachiem 5672 of 25 juli 1912) een inleiding geschreven. Hieronder de integrale tekst: 

“Een woord vooraf

De behoefte aan een Weekblad, dat in hoofdzaak door illustraties allerlei nieuws op Joodsch gebied het publiek onder oogen brengt, deed zich ook in ons kleine Nederland reeds lang gevoelen. Gelijk in het Buitenland dergelijke bladen reeds lang met veel succes verspreid zijn, meenden de Uitgevers van “De Joodsche Prins” ook Neerlands Israël een weekblad te moeten aanbieden, dat in alle opzichten hun wenschen tegemoet zal komen. Voor de portretten ven personen die in het Joodsche leven op den voorgrond treden, zal steeds een flinke ruimte disponibel worden gehouden. 'een reis door Nederland' zal geleidelijk een aantal bezienswaardigheden, die ieder plaatsje in Nederland op Joodsch gebeid mocht hebben, in woord en beeld brengen, terwijl “kiekjes uit het Buitenland” hetzelfde zullen pogen te doen te opzichte van het vele, in het Buitenland aanbiedt. Ook om een duidelijk beeld te kunnen geen van het grootsch verleden van het Joodsche Volk, zal zooveel mogelijk getracht worden ook van het vele, dat uit archeologisch oogpunt van belang is, illustraties te geven. Een deel van dit blad zal worden gewijd aan de bespreking van Joodsche industrieele en commercieele ondernemingen. Het zal de Redactie bijzonder aangenaam zijn bijdragen in woord of beeld te ontvangen van iedereen, die iets interessants weet in te zenden. Het spreekt vanzelf, dat kosten voor extra photografische opnamen gaarne worden vergoed. Joodsche schetsen, mts neutraal getint, vinden immer plaats in dit geïllustreerd weekblad. Moge “De Joodsche Prins” een aangename ontvangst vinden in iedere Joodsche huiskamer.

De Redactie.”

Bron: het NIW van 14 maart 1913 (via Delpher).

Of het tijdschrift bij ‘het gewone publiek’ goed is ontvangen, daar kan ik helaas niets over melden. Het tijdschrift is wel kort, zeer kort eigenlijk, besproken in het Nieuw Israëlitisch Weekblad (NIW). Het NIW van 2 augustus 1912 schrijft: “Wij ontvingen ter kennismaking no. 1 van 't  geïllustreerd weekblad “De Joodsche Prins." Het blad ziet er aardig uit voor hen, die van illustratiën houden. Abonnementsprijs per jaar ad. f 3, enkele nommers 6 cent. Adres uitgever O.Z. Achterburgwal 76.”

Voor zover (mij) bekend, is dit de enige keer dat het NIW aandacht schenkt aan het weekblad. Overlopend van enthousiasme kan je het niet noemen. Wel neemt het NIW in de jaren 1912-1913 een aantal advertenties op.Dat het tijdschrift het ‘slechts twee jaar’ heeft vol gehouden, zegt natuurlijk wel iets over de ontvangst. Of er veel of weinig abonnees waren, of er veel losse verkoop was, is niet bekend. Helaas ontbreken daarover de gegevens. Feit is natuurlijk wel dat het blad na twee jaar niet meer verschijnt.

Bron: het NIW van 14 november 1913 (via Delpher).

Gelukkig zijn alle nummers bewaard gebleven en gebundeld in een prachtige band. Het exemplaar in de bijzondere collectie van de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam zit nog in die prachtige band. De staat van deze facsimile uitgave laat echter te wensen over. Het exemplaar bij het Stadsarchief Amsterdam (SAA) is gelukkig in perfecte staat. Mogelijk omdat de restauratieafdeling van het SAA de losse exemplaren opnieuw heeft ingebonden. De oorspronkelijke omslag is hier helaas verloren gegaan. Het tijdschrift bevat zeer veel bijzonder fotomateriaal, ik noemde het al even. Voor zover bekend is er geen archief van de door de fotografen aangeleverde foto’s. Een aantal fotografen keert regelmatig terug, het gaat hier dan ook om professionele- of beroepsfotografen.

In de toekomst/komende tijd zal ik diverse artikelen uit dit De Joodsche Prins als basis gebruiken voor meer verhalen op deze website. Eén artikel is al geplaatst, dat gaat over één van de fotografen: Herman Kisch: Herman Kisch, van fotograaf tot winkelier!

 

Tot slot:

Jonas Cauveren heeft lang gewerkt als docent klassieke talen. Op de website van Max van Dam staat, behalve de genealogische gegevens ook een verhaal over de staking op de school in november 1940. Zie Leerlingenprotest tegen ontslag Joodse docenten 

Naast het Vossius in Amsterdam gaat het om de enige school die protesteerde tegen het ontslag van 'hun' Joodse docenten.


 

 

 

Media bestand