Biografie

Over Jacob Teeboom

Jacob Teeboom was een zoon van Marcus Teeboom en Sara Van Kleef. Hij had aan de ambachtsschool voor timmerman geleerd maar werkte korte tijd als diamantslijper. Zijn voorliefde ging echter uit naar de muziek. Hij speelde contrabas en hij was zanger in het orkest van Abe Remmelton. Bovendien dirigeerde hij zijn eigen orkest 'Jack Tea-tree and his boys'. Begin jaren '40 waren er plannen om een plaat op te nemen. Dat is er door de bezetting niet van gekomen.
Jacob Teeboom woonde eerst aan de Transvaalkade 54 in Amsterdam. Hij trouwde, waarna het echtpaar de woning aan de Willem Beukelstraat 26h betrok.
Tijdens de oorlog is Jacob Teeboom tewerkgesteld aan de Hembrug bij Amsterdam. Hij had hoogtevrees en is van een steiger gevallen. Toen zijn vrouw hem wilde opzoeken in het ziekenhuis moest zij het hele stuk lopen, omdat zij als jodin niet met de tram mocht reizen. In het ziekenhuis aangekomen werd haar de toegang geweigerd.
In 1942 werd Jacob Teeboom tewerkgesteld in één van de joodse werkkampen, Stuifzand. Een maand later werd zijn kind geboren. Jacob Teeboom is éénmaal teruggekeerd bij zijn vrouw en kind. Familie en vrienden raadde hem aan om onder te duiken. Er waren zelfs mogelijkheden om via contacten in de muziekwereld naar Zwitserland te ontkomen. Hij durfde het niet aan en is teruggekeerd naar het werkkamp. In het kamp zijn enkele foto's gemaakt. Toen de gedetineerden werden overgebracht naar Westerbork heeft Jacob Teeboom enkele foto's uit de trein gegooid. Deze waren geadresseerd aan een slager die ze bij de echtgenote heeft afgeleverd. De echtgenote en het kind van Jacob Teeboom hebben door onderduiken de oorlog overleefd.
Toevoeging van een bezoeker van de website


Een overlevende verwant heeft over Jacob Teeboom geschreven:

“Hij is geboren 3-2-1912 in Bussum en was een zeer mooie baby. Is al na 3 maanden verhuisd naar Amsterdam. Toen hij anderhalf jaar was kon hij al bij de filmwereld een opname krijgen. Hij had toen lange pijpekrullen en was hoogblond. Maar zo als het was in die dagen, zijn vader was socialist en wilde aan zijn kind geen geld verdienen. Verder liep alles als bij andere kinderen; een zoet meegaand jongetje maar zeer bijdehand.
Na de lagere school, waar hij 7 jaar is opgeweest met vervolg klasse, werd hij als enige van drie broers diamantslijper en was al op 16-jarige leeftijd een zeer goed vakman. Hij had een goed stel hersens, was creatief en wat hij aanpakte lukte altijd. Had zeer veel handelsgeest en was bij de meisjes zeer gezien, was knap en heel charmant en kon goed dansen, want hij hield veel van uitgaan.
Geld interesseerde hem niet zoveel, als hij maar kon uitgaan. Als hij geen werk had ging hij met handel van verschillende soort op de markt staan als standwerker, want zijn mond kon hij wel roeren.
Uiteindelijk is hij door werkloosheid in de muziek beland met zijn broer Max en heeft in Nederland, België, Luxemburg, Frankrijk en Zwitserland opgetreden. Hij kon geen noot muziek, kon goed zingen, had een goede stem en was voor die tijd muzikaal wat jazz betrof. Hij bespeelde bas en had een instrument op de kop getikt van iemand uit het Concertgebouworkest met een kapot achterblad. Hij heeft het ding laten maken en had een pracht bas voor niet al te veel geld.
Ook is hij in de crisisjaren opgetreden als zanger in zalen voor werkloze diamantbewerkers, met veel succes als Al Jolson de filmster.
De laatste keer dat ik hem ben tegengekomen was op een ochtend op de Middenweg in Amsterdam. Toen ging hij naar werk dat hij moest doen voor de Moffen. Ik heb hem toen gewaarschuwd: ‘Ga niet, het is niet pluis’. Uit angst is hij toch gegaan en heb hem nooit meer gezien.”
Toevoeging van een bezoeker van de website