Verhaal

Abraham Meijer

Abraham Meijer was een veehandelaar. Hij heeft in 1941 tevergeefs geprobeerd om onder de gedwongen verkoop van zijn landbouwgronden, zoals geordonneerd door de nazi's, uit te komen. Hij was al sinds 1914, vanaf zijn vijftiende, veehandelaar in Winschoten. Hij had nooit enig ander beroep uitgeoefend of zich in een andere bedrijfstak bekwaamd. Om zijn melkvee behoorlijk te kunnen voeden was het noodzakelijk dat hij enkele percelen land bezat. Zonder dat land kon hij niet in zijn levensonderhoud voorzien. Hij liet daarom via een notaris weten dat de percelen voor hem ‘een belangrijk hoogere waarde vertegenwoordigen dan de te bedingen koopprijs, daar zijn bestaan van het bezit van land afhankelijk is en het hem niet geoorloofd is land te pachten of op andere wijze in gebruik te verwerven’.
M-J Vos en S. ter Braake, Rechtsherstel na de Tweede Wereldoorlog van geroofd Joods onroerend goed (Amsterdam 2013) 17

Nota bene: blijkbaar heeft Abraham noodgedwongen het beroep van bakker opgenomen na de gedwongen verkoop.