Verhaal

Via ’t Perspectief van een kind – “Er waren eens..”

Door:

Er waren eens drie kleine meisjes, die woonden op de Badhuisweg in Scheveningen, in idyllisch vooroorlogs Nederland. Ze waren onafscheidelijk, speelden eindeloos met poppen in elkaars huis en op ’t strand. ’t Was een heerlijke kindertijd.
Plotseling kwam de oorlog alles verstoren. Duitse soldaten marcheerden door hun straat. “Invasie heette dat.”
Florence en Tilly moesten een gele ster van David op hun jurkjes dragen. Elly hoefde dat niet. Florence en Tilly moesten naar een schooltje voor alleen joodse kinderen en Elly mocht van haar ouders óók naar dat schooltje, om samen te blijven.
Ineens was Florence weg. “Ondrduiken heette dat”. Elly’s vader hielp met verbergen van hun papieren enz. Elly’s vader hielp met paspoorten voor joodse mensen, om naar Zwitserland te vluchten. Soms hadden ze joodse kindertjes in huis, 1 tegelijk, die een paar nachtjes bleven slapen en dan weer naar een ander adres gebracht werden.

En ineens was ook Elly’s vader weg. Van z’n ziekenhuisbed gelicht (hij had longontsteking), ondervraagd en naar Vught gestuurd als politieke gevangene. “Concentratiekamp heette dat.”
Toen moest Elly’s moeder met drie minderen ineens zelf weg uit Scheveningen. “Evacueren heette dat.” ’t Gezin kwam terecht in Amsterdam, op de Zuider-Amstellaan, want er waren daar flats vrijgekomen..
Elly was zó blij dat ze Tilly weer kon zien, want dát gezin belandde in Amsterdam-Oost, met vele andere joodse families, in kleine flats langs steile trappen, op de Tugelaweg. “Ghetto heette dat.”
Elly en Tilly hervatten hun dagelijkse spel met hun poppen.
Als Elly daarheen fietste, op een klein rood fietsje, over de Berlage brug, langs de Amstel, met houten sandaaltjes. Die winter van 1943, deed zij eerst boodschappen voor de gezinnen van ’t trappenhuis, met hun boodschappenlijstjes en distributiebonnen. Zij mocht wèl de winkels in, maar die mensen pas ná 3 uur, als er niets meer te krijgen was. “Voor Joden verboden heette dat.”

Tilly vroeg Elly voor haar poppen te zorgen als haar eens iets zou gebeuren. Ze waren 10 jaar oud. Op weer zo’n ochtendtocht naar de Tugelaweg, om boodschappen te doen en te spelen, werd de deur geopend door een Duitse soldaat.
Tilly was weg. Iedereen was weg. “Razzia heette dat.”

Dat beeld èn dat van ’t kaal geschoren hoofd van de strafgevangene, mijn vader, bij z’n vrijlating uit Vught, blijven onuitwisbaar in mijn herinnering. Tijdens de grote naoorlogse onrust, verkozen Florence’je en haar jonge gezin naar Israel te vertrekken.
Tilly is vermoord in Auschwitz op 6 september 1944.
Ons gezin geëmigreerd naar Canada.
Voor die tijdsperiode is dit een “gewoon“ verhaal, en daarin schuilt ‘m de tragedie.

17 mei 2008, Elly E. Dull.
De gedachte: “Wie spreekt nog haar naam?” is hierbij essentieel voor mij.
Dit verhaal werd geschreven na een WOII conferentie in Toronto, georganiseerd door het Nederlands Consulaat, waar vele honderden mensen op af zijn gekomen. Veel meer dan verwacht. Daarna zijn verhalen geschreven en gepubliceerd.

Alle rechten voorbehouden