Verhaal

Op zoek naar het verleden

Het lot van de Familie Valk.

Woensdagavond 11 november 1942.
Aan het begin van de avond lopen Johanna Hollé en haar vriendinnen o.a. Jo Geertsema en Martje Hartman door het donkere Muntendam richting huis. Op last van de Duitse bezetters moesten de ramen worden geblindeerd en er was geen straat verlichting. Zij komen van de gymnastiekles die werd gegeven in de gymzaal van de school aan de Bovenweg, aangekomen bij de T-kruising Kerkstraat – Middenweg blijven ze plotseling staan, de stilte van de avond wordt ruw onderbroken door luid gegil en gehuil.
Ze zien vaag een nooit meer uit te wissen tafereel: Uit de woning aan de Kerkstraat (B 66) direct naast garage Stikker, welke wordt bewoond door de joodse familie Valk, bestaande uit 2 zussen en 2 broers, ziet men dat door geüniformeerde mannen op dat moment de 2 zussen worden gearresteerd en uit huis worden gehaald. Zeker is dat politieman B. Ploegsma hierbij aanwezig is waarschijnlijk gezamenlijk met de in Muntendam aanwezige marechaussee en wellicht een Duitse landwacht.
Hun woning werd verzegeld en de sleutels kwamen in beheer bij opperwachtmeester A. Helmholt. Dit blijkt uit een schrijven, uit het archief van de gemeente Muntendam.
De gearresteerden waarbij waarschijnlijk ook de broers Valk zijn geweest, worden afgevoerd naar de kazerne aan de Middenweg (het latere gemeentehuis).
De volgende dag (donderdag 12 november) worden ze afgevoerd via Groningen naar kamp Westerbork en op vrijdag 20 november vindt het transport plaats naar het vernietigings- kamp Auschwitz in Polen.
Met dit zelfde transport kwamen ook verre familieleden uit Wildervank en Stedum naar dit verschrikkelijke oord. Totaal zaten er 726 joodse mannen, vrouwen en kinderen in deze trein, na selectie werden 47 mannen en 35 vrouwen als gevangenen ingeschreven, de rest werd doorgestuurd, hun lot was de gaskamer.
Volgens de officiële, in 1950 opgestelde overlijdensakten, overleed men op 23 november maar volgens de papieren (het kalendarium van Auschwitz waarin van dag tot dag staat opgetekend wat er in het kamp gebeurde) werd men direct na selectie doorgestuurd naar de gaskamers en heeft hun overlijden wellicht al op 21 november plaats gevonden.
De Duitse instanties wisten precies waar men moest wezen en welke bezittingen de joodse families hadden, de gemeente moest opgave doen van alle in de gemeente aanwezige joden, hun geboorte data en plaats, beroep, gehuwd of ongehuwd en hun adres.

De Muntendammer familie Valk.
Jonas Filippus Valk en zijn vrouw Jetta Levitus wonende aan de Middenweg, schuin tegenover de Wijde Blik, krijgen hier 6 kinderen:
Filippus, geb. 7 Juni 1879 overl. 21-11-1942 in kamp Auschwitz
Izak , geb. 22 jan. 1882 overl. 21-11-1942 in kamp Auschwitz
Rebekka, geb. 18 febr. 1885 overl. 21-11-1942 in kamp Auschwitz
Jakob, geb. 21 nov. 1887 overl. 1956 in Den Haag
Roosje, geb. 2 juni. 1890 overl. 21-11-1942 in kamp Auschwitz
Hartoch, geb. 7 febr. 1894 overl. 1982 in Haren

Filippus en Izak werkten tot aan hun deportatie in de slagerij van Levitus aan de Kerkstraat. De beide families waren verwant via moeder Jetta Levitus.
Men was na de Middenweg in de Kerkstraat komen wonen, hun woning stond direct naast de toenmalige garage Stikker. Sinds enige jaren staat hier het appartementen complex “De Tibbe”
Twee huizen verder stond de paarden slagerij van Levitus, de beide families waren verwant via moeder Jetta Levitus. Hier werkten tot aan hun deportatie in 1942 de broers Fillipus en Izak. Bijzonder was dat ze paardenvlees verwerkten en dit zelf door hun joodse geloof niet mochten consumeren. Ook bijzonder was dat Filippus, Izak, Rebekka en Roosje vrijgezel waren en bij elkaar bleven wonen.
Men leefde eenvoudig en er waren weinig contacten met de Muntendammer bevolking. Van Roosje is bekend dat ze een nogal ijdele dame was, haar Gronings dialect was doorspekt met Nederlandse woorden.
Hun broers, Jakob en Hartoch waren al ver voor de tweede wereld oorlog vertrokken naar het toenmalige Nederlands Indië en ontkwamen hierdoor aan het lot van wat hun andere broers en zussen overkwam.
Jakob bezocht eerst de kweekschool voor onderwijzer maar ging omstreeks 1907 als militair naar Ned. Indië. In 1910 werd hij Verkoop Inspecteur bij een bekende Nederlandse groothandel in Batavia.
Hij huwde in Ned. Indië en kwam in 1947 weer naar ons land alwaar hij bij dezelfde firma in Amsterdam zijn loopbaan vervolgde. Hier vierde hij zijn 40 jarig jubileum.
Jakob overleed in 1956 in Den Haag.
Hartoch ging in 1913 naar Ned. Indië als Militair. Hoewel hij daardoor hier een vernietigingskamp ontliep, heeft hij toch nog een tijdlang als krijgsgevangene in Bandoeng in een Jappenkamp gezeten. Na zijn bevrijding kwam hij in 1948 voorgoed weer naar Nederland waar hij tot aan zijn pensionering werkte ambtenaar bij de Kon. Marechaussee.
In Groningen ontmoette hij ene Eltje Abee, geboren in Muntendam en een dochter van Hindrik Abee en Anna Oldenburger. Hindrik Abee werkte bijna 50 jaar in de slagerij van Levitus tot ook deze familie werd afgevoerd.
In een schrijven aan de gemeente vraagt hij hoe het verder met hem moet omdat door de deportatie van de familieLevitus zijn inkomsten zijn weggevallen. De slagerij werd gesloten en verviel aan de Duitsers.
Eltje kwam tot 1942 veel bij Hartoch zijn broers en zusters over de vloer en wist veel van de familie In 1949 zijn Hartoch en Eltje gehuwd. Hartoch overleed op 88 jarige leeftijd in 1982 in Haren.

Na de oorlog:
Op 11 december 1945 ontvangt de gemeente per luchtpost een brief, het is een schrijven van Jakob Valk vanuit Batavia waarin hij inlichtingen vraagt over de berichten welke tot hem zijn gekomen over zijn zussen, broers en zijn nichten, de gezusters Levitus.
Als mogelijke erfgenamen van zijn broers en zusters en van de gezusters Levitus vraagt hij in de brief wat er met de gezamenlijke bezittingen is gebeurd. Dat de Duitsers (tijdelijk?) beslag hadden gelegd was hem wel duidelijk.
De gezusters Levitus hadden volgens de briefschrijver vrij grote bezittingen, en een som geld bij een bank gedeponeerd.
Zijn eigen broers en zussen hadden in de Kerkstraat 2 panden in bezit.
Op 13 december 1945 antwoordt de gemeente op deze brief:
De gemeente bevestigd dat de zijn broers en zusters en zijn 2 nichten met onbekende bestemming zijn weggevoerd, waarbij mag worden aangenomen dat ze door de bezetter om het leven zijn gebracht.
Volgens de gemeente is het beheer over hun nalatenschap in handen van een notaris in Veendam.
Het is de huidige generatie niet bekend of er contact met deze notaris is geweest en wat er eventueel is vernomen.

Muntendam in de oorlog.
Muntendam was toen nog een zelfstandige gemeente met een eigen burgemeester, tot 1942 was dit de heer Torringa. Hij ging met eervol ontslag en toen verscheen ene W. Pot afkomstig uit Sneek. Deze werd aangesteld door de Duitse bezetters en was van lid van de NSB.
Over het uit huis halen van de familie Valk kreeg hij onenigheid met de commandant van de marechaussee in Muntendam. De gemeente had zijn eigen politieman in de persoon van B. Ploegsma. Deze werd door de commandant van de marechaussee verzocht om aan de arrestatie van de familie Valk mee te werken zonder de burgemeester, als chef van de politie, hierin te kennen.
Na dit trieste gebeuren wordt de burgemeester pas op de hoogte gesteld. In een daarop volgende briefwisseling wordt na het over en weer uitten van verwijten, de ruzie weer bijgelegd.
Over de politieman Ploegsma waren de meningen in Muntendam nogal verdeeld. Als politieman moest hij o.a. joden arresteren, net als de politie elders in Nederland deed. Een feit is dat Ploegsma voorkennis had van de ophanden zijnde arrestatie van de joodse familie Broekema, hij met deze voorkennis via iemand van het gemeentehuis, de familie heeft laten waarschuwen dat de arrestatie aanstaande was en dat er voor deze familie een onderduik adres voorhanden was. De familie ging er niet op in en werd zodoende ook afgevoerd. Zie hiervoor het verhaal van mevr. Schiphuis in Kouvreter nr.2 / 2008.
In september 1944 was burgemeester Willem Pot plotseling verdwenen, zeer waarschijnlijk zag hij de bui hangen. Er is nimmer meer iets van deze man vernomen.
Muntendam verloor niet alleen de joodse familie Valk, ook de families Levitus, Broekema en Schrijver kwamen niet terug van hun deportatie naar Polen.

Jeugd herinneringen aan Muntendam.
In een brief uit 1972 aan Else Valk vertelt Hartoch enige herinneringen uit zijn prille jeugd in Muntendam:
We woonden aan de Middenweg in Muntendam en waren in deze straat de enigste joodse familie.
Mijn moeder was ziekelijk en de eerste tijd na mijn geboorte werd ik bij buurman Jager verzorgd, daar was een dag na mij een meisje geboren genaamd Hillechien.
Moeder Grietje had voldoende melk voor Hillechien en mij.
Als kind had ik zo mijn vriendjes in de buurt en gingen we vaak binnen bij een gebouw schuin tegenover ons, daar kwam eens per week een zendeling van dominee van Petegem uit Veendam. En in korte tijd konden we alle liedjes uit de bundel van Johannes de Heer. Natuurlijk heel bijzonder voor een joods jongetje.
Daar de joodse kerk in Veendam bijna een uur lopen bij ons vandaan was, ging mijn vader er wel vaak heen en mijn oudste broer Philip ook wel eens, de rest liet verstek gaan.

Ruim 67 jaar later …
Het is zaterdag 2 april 2011, 2 dames, nazaten van Jacob en Hartoch Valk, zijn op zoek in Muntendam naar het huis of de plek waar de woning heeft gestaan van hun oud ooms en tantes, de in 1942 afgevoerde joodse familie Valk.
Else Valk en haar nicht Marianne Valk bezitten een huisnummer in de Kerkstraat maar de nummering is in de loop der jaren meermalen aangepast en men komt er niet uit.
Navraag bij diverse personen levert niks op, uiteindelijk beland men bij Elsiena’s bloemenwinkel waarbij hun wordt aangeraden ondergetekende te bellen, als lid van de Stichting Archief Muntendam zou hij wellicht iets meer kunnen vertellen of uitzoeken.
De dames bezoeken hierna de naar hun familie genoemde straat : de Familie Valkstraat en reizen weer af naar hun woonplaatsen in het westen en midden van ons land.
Zij zijn gezamenlijk al enige tijd bezig met het uitzoeken van hun trieste familie verleden en kwamen daardoor ook in Muntendam terecht.
De volgende dag belt Else Valk met ondergetekende. Graag wordt er medewerking toegezegd, het archief wordt bezocht en wat mensen gevraagd wat men over deze familie nog wist. Vooral de bijdrage van de 93 jarige mevr. Tonkens – Hollé was daarbij van onschatbare waarde.

Een getuige verteld.
Zaterdag 10 September 2011 komen Else en Marianne Valk wederom naar Muntendam. Dit keer worden ze ontvangen door ondergetekende, alle uitgezochte zaken komen op tafel en worden uitgewisseld, waarna we gezamenlijk naar de familie Tonkens – Hollé gaan. Hier verteld mevr. Tonkens aan de dames Valk, haar nooit meer uit haar geheugen gewiste gebeurtenis van die avond in November 1942.
Daar zij de langstlevende getuige van dit drama is, zijn de dames Valk gelukkig met het feit dat men dit uit haar eigen mond kan vernemen. Dat dit verhaal een diepe indruk maakte op de nazaten van deze uitgemoorde familie, zal duidelijk zijn.
Ondanks haar hoge leeftijd van 93 jaar is mevr. Tonkens nog zeer goed bij de tijd en weet veel over het Muntendam van vroeger te vertellen.
Na een hartelijk afscheid gingen we richting “de Tibbe”. Ongeveer ter rechterzijde stond de woning van waaruit de familie Valk werd weggevoerd en nimmer terug kwam. Jaren later werd de woning afgebroken.
Ook werd er nog gekeken achter de vroegere marechaussee kazerne aan de Middenweg. In het gebouw erachter zijn de gearresteerden een nacht opgesloten geweest.
Met veel indrukken en voorzien van diverse gegevens betreffende hun omgekomen familie ging men weer huiswaarts.
Graag wil ik allen bedanken die hebben meegewerkt om dit verhaal te kunnen schrijven en de voor de nazaten zo belangrijke zaken boven water heb kunnen halen.

Opgetekend door Henk Kalk
Geplaatst 12 Maart 2012 namens Else Valk door de redactie van de Community Joods Monument.

Alle rechten voorbehouden