Verhaal

Fietje Cohen

Fietje Cohen was tot 1930 in dienst van de tabaksstripperij N.V. Jul. Siemens & co aan de Grindweg, als kantoorbediende.
Vanaf 1930 werkte zij als stenotypiste bij de Verenigde Nederlandse Rubberfabrieken in Heveadorp. De fabriek kwam, na de Duitse inval, onder toezicht van Duitse bewindvoerders en Fietje werd als Joodse werkneemster ontslagen.
Uit een verslag van de Luchtbeschermingsdienst blijkt dat Fietje als vrijwilligster betrokken was bij een oefening op zaterdag 9 september 1939. Ze was ingedeeld bij de geneeskundige dienst afd. II.
In juli 1940 moest zij, op last van de Duitse bezetter, de dienst verlaten.
Op 29 maart 1943 had Rauter, commissaris-generaal voor de openbare veiligheid, verordonneerd dat alle joden in de provincies Overijssel en Gelderland zich voor 10 april 1943 in kamp Vught moesten melden.
Aan deze oproep van de Duitse bezetter werd door moeder en dochters Cohen geen gehoor gegeven. Ze bleven waar ze waren in hun eigen huis.
Wageningse verzetsmensen hebben alle mogelijke moeite gedaan de familie te overtuigen onder te duiken, Anneke en haar zoon George vonden een onderduikplaats. Moeder Marlina was ernstig ziek en Fietje wilde haar niet achterlaten.
Marlina Goldsmid overleed op 25 december 1943 in haar woning.

Fietje werd opgehaald en op 2 december 1943 naar kamp Westerbork gestuurd. Zij verbleef daar in barak 65.
Op 3 maart 1944 ging Fietje op transport naar Auschwitz.
Het transport kwam op 6 maart 1944 aan in Auschwitz en Fietje werd, op de dag van aankomst, vermoord.

Bron: http://www.wageningen1940-1945.nl/dossierslachtoffers/Cohen%20Sophia%20Hendrika.htm

Alle rechten voorbehouden