Het gezin Geiringer, bestaande uit vader, moeder, zoon en dochter, was sinds september 1942 ondergedoken. Erich Geiringer en zijn zoon Heinz zaten samen op een adres in Soestdijk. Moeder en dochter verblijven hier feitelijk ook, maar houden zich eveneens op andere adressen schuil, om zo het risico op ontdekking te verkleinen.
Als de hospita steeds meer geld gaat vragen en het uiteindelijk niet meer op te brengen is, besluit het gezin naar een ander adres uit te gaan zien. Moeder en dochter vertrekken eind april 1944 naar een onderduikadres op de Jacob Obrechtstraat in Amsterdam. Moeder zoekt via een kennis contact met een verzetsman om een nieuw adres te vinden voor haar man en zoon.
De verzetsman vertelt haar kort daarna een adres voor hen te hebben op de Kerkstraat. Zijn medewerkster zou dit hebben gevonden. Achteraf blijkt deze medewerkster een verraadster te zijn, die de hele zaak had overgebriefd aan de SD.
Heinz arriveert op zaterdagochtend 13 mei 1944 in Amsterdam, waarna hij samen met zijn moeder naar zijn nieuwe onderduikadres wordt gebracht. De volgende dag volgt zijn vader, die op hetzelfde adres wordt afgeleverd.
Moeder vertrekt daarna weer naar het adres waar ze met haar dochter woont. Drie dagen later doet de SD een inval op de Jacob Obrechtstraat en arresteert moeder en dochter Geiringer. Als ze op het politiebureau zijn aangekomen blijken ook vader en Heinz te zijn opgepakt.
Het hele gezin wordt via Westerbork naar Auschwitz gedeporteerd. Alleen moeder en dochter overleven de kampen.
Bron: 'Vogelvrij. De jacht op de joodse onderduiker', Sytze van der Zee, Amsterdam 2010.