Verhaal

Siegfried Jozeph Roosendaal

Siegfried Jozeph Roosendaal had uit zijn eerste huwelijk een dochter, die in 1924 was geboren. Volgens de overlevering zou Siegfried Roozendaal door een voormalig zakenpartner zijn verraden, om vervolgens zijn bezittingen in te pikken, zoals zijn schilderijen, mahonie-houten meubelen en effecten. Deze zakenpartner had in 1938 het failliete bedrijf van Siegfried Roozendaal, de inblikkerij Tokita Product Onderneming, overgenomen om het twee jaar later van de hand te doen, maar in 1941 kocht hij het terug. Siegfried Roozendaal bleef er bedrijfsleider, tot hij in de loop van 1942 moest onderduiken. Op 24 september van dat jaar werd hij opgepakt en gedeporteerd.
Een broer van hem die de oorlog overleefde verklaarde later twee brieven van Siegfried Roozendaal te hebben ontvangen uit Westerbork, waarin hij hem verzocht wraak te nemen voor het verraad door zijn zakenpartner. Omdat de brieven echter verloren waren gegaan, is de zakenpartner nooit voor het verraad veroordeeld. Zelf heeft hij altijd beweerd dat Siegfried Roozendaal, met wie hij bevriend was, al zijn bezittingen vrijwillig op zijn naam had gezet om te voorkomen dat ze anders in Duitse handen zouden vallen.

Bron: 'Vogelvrij. De jacht op de joodse onderduiker', Sytze van der Zee, Amsterdam 2010.