Verhaal

Philip Nort

Philip Nort had in de jaren '30 bij de gloeilampenfabriek Philips gewerkt, om in 1936 naar Amsterdam te verhuizen. Vanaf 1939 woonde hij in de Sint Antoniesbreestraat en verdiende hij zijn geld als marktkoopman.
Toen de bezetter de terreur tegen joden steeds meer opvoerde, begon hij in verlaten woningen in te breken. In de zomer van 1942 liep hij tegen de lamp: na zijn arrestatie stelde de SD hem voor de keuze om naar Westerbork te worden gestuurd óf om voor hen te gaan werken als informant.
Philip Nort koos voor het laatste en ontpopte zich als uiterst gehaaide en actieve V-man. Hij werkte daarnaast ook voor een speciale eenheid die zwarte handel en illegaal slachten bestreed.
Over de manier waarop hij op 1 maart 1944 de dood vond, doen verschillende verhalen de ronde. In één versie zou hij zijn geliquideerd door het verzet. Een andere versie vertelt weer dat hij door de Duitsers zelf zou zijn doodgeschoten. Weer een ander meende dat hij in een politiecel zou zijn overleden aan een ziekte. Een vierde versie verhaalt dat hij bij een auto-ongeluk zou zijn omgekomen toen hij vanuit de Scheveningse gevangenis op transport ging. Tenslotte was er nog een laatste verhaal, waarin Philip Nort zijn dood in scène zou hebben gezet, terwijl hij ondertussen de oorlog gewoon had overleefd.

Bron: 'Vogelvrij. De jacht op de joodse onderduiker', Sytze van der Zee, Amsterdam 2010.