Verhaal

Mijn overgrootmoeder

Ook al zou ze 'gewoon' zijn doodgegaan dan nog zou ik haar waarschijnlijk nooit gekend hebben.
Waarom dan een steen voor haar in de Gedenklaan in Sobibor en waarom haar die ik nooit gekend heb, herdenken bij de asheuvel.

"Ik had ooit aan mijn grootmoeder gevraagd: 'Wat moet je doen om het 's winters in je graf niet koud te hebben?'
Mijn grootmoeder was een heel eenvoudige, vrome vrouw die overal God in zag; zelfs in het kwaad, en in straf of onrecht. Voor iedere gelegenheid wist ze wel een passend gebed. Haar huid was zo wit als woestijnzand. Op haar hoofd droeg ze een grote zwarte hoofddoek waar ze niet buiten leek te kunnen.
'Wie God niet vergeet, heeft het niet koud in zijn graf,' zei ze.
'Wat houdt hem dan warm?' vroeg ik door.
Haar ijle stem begon te fluisteren; het was een geheim: 'De goede God zelf.'
Een vriendelijke glimlach lichtte haar gezicht op, tot de rand van het hoofddoekje dat de helft van haar voorhoofd bedekte. Altijd als ik haar een vraag stelde waarvan het antwoord voor haar vanzelfsprekend was, glimlachte ze zo.
'Betekent dat dat God ook bij de mannen en vrouwen is die begraven zijn?'
'Natuurlijk,' zei mijn grootmoeder. 'Hij zorgt ervoor dat ze het niet koud krijgen.'
Ik herinner me dat er toen een duister verdriet over mij kwam. Ik kreeg medelijden met God. Ik dacht bij mezelf: hij heeft het nog slechter getroffen dan de mens, die maar één keer sterft, en die maar in één graf hoeft te liggen.
'En oma, gaat God zelf ook dood?'
'Nee, God is onsterfelijk.'
Haar antwoord trof me in mijn hart. Ik moest bijna huilen. God werd dus levend begraven! Ik had de rollen liever willen omdraaien, ik had willen geloven dat God sterfelijk was en de mens niet. Ik had liever gewild dat wanneer een mens doet alsof hij sterft, God in de aarde wordt begraven.
(…)
Plotseling flitste het door me heen dat de glimlach van mijn grootmoeder een betekenis had die door de toekomst ontraadseld zou worden: ze had geweten dat mijn vraag niet op haar betrekking had, dat zij de kou van het graf niet zou kennen. Haar dode lichaam was niet begraven, maar aan de wind toevertrouwd, die het in alle richtingen had verspreid."

Dag - Elie Wiesel; J.M. Meulenhoff, vertaald door Kiki Coemans 2007

Alle rechten voorbehouden