Verhaal

Baruch Splitter

Baruch (Bernhard) Splitter was de oudste van de gebroeders Splitter, twee welgestelde bonthandelaren in Den Haag, wonende in Scheveningen. De N.V. Pelterijenhandel Splitter Frères bestond sinds 1930 (sinds 1936 als N.V.) en had filialen in Amsterdam, Antwerpen en Parijs. Drie broers (Baruch, Josef en Izrael) waren directeuren, twee in Antwerpen woonachtige broers commissarissen. Bernhard's zoon Max werd na de lagere school in de zaak opgenomen en groeide uit tot firmant.
Bernhard Splitter werd begin september 1942 gearresteerd, hoogstwaarschijnlijk omdat hij geprobeerd had zijn zakelijke vermogen veilig te stellen voor de Verwalters. In de gevangenis, waar hij met Friedrich Weinreb op één cel kwam te zitten, werd hij ernstig mishandeld en vernederd. De andere mannelijke leden van de familie Splitter, zijn zoons Max en Henry en zijn broer Izrael, waren tegelijkertijd met hem opgepakt.
Op 3 oktober 1942 is hij overgebracht naar Westerbork, waar hij zijn familie terug zag. Hij vertelde hen dat Weinreb hem had uitgehoord over dingen die zijn bedrijf en zijn vermogen betroffen, en dat hetgeen hij had verteld later tegen hem was gebruikt.
Op 20 februari 1943 werd Bernhard Splitter doorgestuurd naar Vught. In maart is hij via Westerbork naar Auschwitz gedeporteerd.

Bron: 'Rapport door het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie uitgebracht aan de minister van Justitie inzake de activiteiten van drs. F. Weinreb gedurende de jaren 1940-1945, in het licht van nadere gegevens bezien', Mr. D. Giltay Veth & A.J. v/d Leeuw. Den Haag, 1976.