Verhaal

Barend Buitekant

In maart 1943 wordt Barend Buitekant erin geluisd door twee Joodse verraders: Berthold Joseph en zijn zoon Bernhard, die zich voordoen als geïnteresseerde kopers die 75.000 gulden in diamanten willen beleggen. Berthold Joseph vraagt Barend Buitekant of hij met de diamanten naar zijn huisadres kan komen. Barend Buitekant stemt hiermee in, maar neemt zekerheidshalve zijn niet-Joodse buurvrouw mee, die de diamanten in haar handtas stopt. Joden mogen geen diamanten meer bezitten.
Bij het huis van het gezin Joseph aangekomen, doet Bernhard open, die zich verbaasd toont en zegt dat zijn vader net naar het huis van de Buitekants is vertrokken. Barend Buitekant en zijn buurvrouw lopen weer terug, en als ze op het Pretoriusplein zijn aangekomen, worden ze klem gereden door vier SD-rechercheurs op de fiets. Ze worden meegenomen naar de Dienststelle in de Paulus Potterstraat, waar de diamanten uit de handtas van de buurvrouw worden gehaald.
Buitekants echtgenote wordt ook op het bureau ontboden, maar zij mag weer weg nadat ze 100 gulden boete heeft betaald aan de Winterhulp. Barend Buitekant wordt op transport gezet naar Westerbork.

Bron: 'Vogelvrij. De jacht op de joodse onderduiker', Sytze van der Zee, Amsterdam 2010.