Verhaal

Herinneringen aan gezin Joseph de Vries

Door:

Door Nel van As, Werkendam

Joop de Vries en zijn twee zussen hadden sinds 1913 een slagerij op de Hoogstraat in Werkendam. Zij hebben daar dertig jaar gewoond en deel uitgemaakt van de Werkendamse gemeenschap. Toen bekend werd dat zij zich moesten melden, werden hun onderduikadressen aangeboden, maar zij zeiden: "Wat zullen ze ons nu doen, wij zijn oude mensen."

Dr. T. Brienen schreef in een brief van november 2009:
"Joseph was een kosjere slager en omdat mijn vader ook slager was, was er wederzijds contact. Vooral de dames de Vries kwamen veel bij ons over de vloer en hielpen mijn moeder in het huishouden en het schoonhouden van de slagerij. Tante Liesbeth en tante Hanna werden zij door ons genoemd. Tante Hanna leerde mij afdrogen, ze vertelde dat ik de messen niet met de scherpe kant naar mijn vingers gericht moest afdrogen, maar met de rugkant. Ik heb veel van hen geleerd. Toen zij opgeroepen werden om zich te melden, zeiden ze tegen mijn ouders: "Och, we komen zo weer terug, want we hebben niets verkeerds gedaan. Dat weten jullie toch ook!" Ja dat wisten we, het waren schatten van mensen."

Op de morgen van 13 april 1943 kwam een Duitse overvalwagen Werkendam binnenrijden. Hij stopte in de Kruisstraat. De Duitsers liepen de winkel van Joop de Vries binnen en namen Joop, Liesbeth en Hanneke mee. Het was vroeg, het was nog rustig op straat, enkele kinderen waren net op weg naar school. Ooggetuigen vertellen jaren later wat zij gezien hebben.

T. Brienen:
"Ik zie ze nog vertrekken. Tante Hanna met een tasje in de hand. En... ik heb ze nooit teruggezien!"

Adriaan Visser Corn.zn:
"Wij woonden op de Sasdijk, dus als ik naar school moest liep ik vanaf de Sasdijk de Kruisstraat in en vandaar naar de Hervormde school aan de Hoogstraat. Op die bewuste morgen stond op de kruising Kruisstraat-Hoogstraat een overvalwagen met een officier erachter en een soldaat bij de laadklep. De laadklep was omlaag. Ik stond bij het winkeltje van de gezusters van Velzen, die woonden naast de ingang van de Hervormde Kerk. En ik kon goed zien wat er gebeurde. De twee zusters de Vries en hun broer Joseph woonden op de Hoogstraat, waar nu een kapsalon is. Op die morgen kwamen zij naar buiten. De zusters hadden ieder een handtasje bij zich en Joseph een klein bruin rieten koffertje. De familie de Vries werd in de auto geholpen en de laadklep ging omhoog en het zeil werd omlaag gedaan, zodat niemand kon zien dat zij in de auto zaten. Ik wist niet waar zij naar toe werden gebracht en misschien wisten zij het zelf ook niet. Vele jaren later was er een programma op de televisie over de vernietigingskampen, waar bergen haar en schoenen werden getoond. Ook kwamen er beelden van stapels koffertjes en op een klein bruin koffertje was de naam De Vries te lezen. Zou dat hetzelfde koffertje zijn geweest waarmee Joseph de Vries zijn dood tegemoet ging?"

Barend van de Werken:
"Ik heb een droevige herinnering aan de wegvoering van de Joden. Op de dag van hun wegvoering was ik als tienjarige jongen op weg naar de Hervormde school aan ’t Opperd. Komend uit de richting van het Plein, liep ik naar school. Bij het huis van Joop de Vries zag ik hem en zijn twee zusters uit hun huis komen en de straat oversteken, richting schoenwinkel van Hanneske Visser. Achter hen liep een Duitse soldaat met het geweer in de aanslag. Voor de deur van de winkel van Hanneske stond een Duitse overvalwagen. Het was een auto met een laadbak en laadklep. De laadruimte was overdekt met zeildoek, dat over beugels gespannen was. Aan weerszijden van de laadbank stonden banken opgesteld. Joop, Liesbeth en Hanna klommen in de bak, waarna de soldaat de klep omhoog deed en eveneens plaats nam op de bank met het geweer tussen zijn knieën. Zo zag ik Joop met zijn zusters door de Kruisstraat op weg gaan. Wij wisten toen nog niet wat hen te wachten stond, doch als kleine jongen had ik er een ellendig gevoel bij. Na de oorlog heb ik mensen horen beweren dat zij hadden kunnen onderduiken, dat er best mensen waren die hen wilden helpen, maar dat zij dat zelf niet wilden. Jaren na de oorlog werkte ik op het gemeentesecretarie van Werkendam. Het toenmalig hoofd van de afdeling Bevolking, Burgerlijke stand en Militaire zaken liet mij eens enkele uit de oorlogstijd daterende persoonsbewijzen zien. Ik herkende ze meteen en zag dat er iets bijzonders aan was. Over de volle lengte was namelijk een J gestempeld. Het bleken de persoonsbewijzen te zijn van Joop, Hanneke en Liesbeth de Vries. Ze bleken naar de gemeente Werkendam te zijn teruggezonden, rechtstreeks vanuit Westerbork neem ik aan. Die persoonsbewijzen liggen in het Biesboschmuseum."

Nadat de Duitsers onze dorpsgenoten hadden opgepakt, werden zij via Westerbork rechtstreeks op de trein gezet. Een vreselijke treinreis in goederenwagons, geen eten en drinken, nauwelijks sanitair, geen ruimte om te zitten. De trein vervoerde 1204 gedeporteerden, waaronder Joop, Hanna en Liesbeth de Vries. Op 16 april 1943 kwamen zij in Sobibor aan. Allen werden gelijk naar de gaskamers gebracht.