Addition

Verzetswerkzaamheden

By: B.Boon

Annie (Anna Maria Vleeschhouwer), de jongste dochter van Anna Maria Vleeschhouwer-Schaap, heeft het volgende over het verzetswerk van haar moeder verklaard: “Moeder was vanaf begin 1942 actief met het wegbrengen en ophalen van joodse onderduikers. Ik weet dit omdat ik een goede band met moeder had en mijn moeder dit verteld heeft. Waar moeder de joodse mensen ophaalde en naar toe bracht, is mij niet bekend. Zij nam deze mensen nooit mee naar huis. Zij begeleidde de mensen op straat. Moeder was lid van een verzetsgroep De waarheid, waarvan de heer Sprenger uit de Tilanusstraat nr. onbekend te Amsterdam, deel uitmaakte. Mijn moeder was eveneens actief met het verspreiden van het illegale blad “De Waarheid”. Het gezin was niet communistisch. Over het verspreiden van “De Waarheid”, moeder heeft dit vanaf begin 1942 tot aan de bevrijding gedaan. Ik heb haar daarbij gedurende die periode als jong meisje geholpen. Wekelijks haalde ik overdag samen met moeder de blaadjes op bij de heer Sprenger in de Tilanusstraat te Amsterdam. Meestal een keer per week gingen moeder en ik naar de heer Sprenger. Wij gingen naar binnen en op het toilet kreeg ik bundeltjes krantjes vastgebonden met een band over mijn blote middel. Mijn moeder en mevrouw Sprenger hielpen mij daarbij. Vervolgens vertrokken wij en brachten de blaadjes weg. Mijn moeder liep voorop en wees met een vinger aan waar ik moest aanbellen. Ik werd dan binnengelaten en ging dan bij de mensen naar het toilet en haalde er een bundeltje af. De bundeltjes werden op volgorde van afleveren vastgemaakt. Ik herinner mij dat ik deze bracht bij drie adressen in de Vrolikstraat, waarvan ik mij nog uitsluitend de naam Van Wijk (boven een bakker) kan herinneren, verder bij de familie Naarden in de Ruijsstraat (joodse mensen) en een adres in de Oosterparkstraat (naam niet bekend).” 

Annie is getuige geweest van een inval door de SD. Op dat moment was zij in huis met haar ouders. “Mijn moeder had valse persoonsbewijzen in huis (wist ik niet) voor joodse mensen die zij wegbracht en had deze verstopt onder de asla van de kachel. Mijn vader wist niet dat moeder deze had verborgen. Bij het gezin kwam in die periode regelmatig een verpleegster die contacten had met de verzetsgroep “De waarheid”. Naam weet ik niet meer, wel dat zij in Ouderkerk aan de Amstel woonde. Die verpleegster kwam weleens krantjes en berichten brengen. Deze verpleegster bleek achteraf een spionne en heeft gezien dat moeder de valse persoonsbewijzen onder de asla had verstopt en heeft mijn moeder verraden. Tijdens de inval van de SD-ers trokken zij direct de asla open en schenen met een lantaarn er in. Het was geluk dat de papieren tegen de asla waren geplakt en mee geschoven werden. Er werd niets gevonden. Het is goed gegaan en de SD-ers verlieten onze woning." 

Er was nog een keer een inval door de SD, de familie was verraden, waarschijnlijk door Ans van Dijk, ook daar was Annie bij aanwezig: "Begin 1943 boden mijn ouders onderdak aan twee joodse neven met hun joodse echtgenotes, te weten Samuel Vleeschhouwer en Michel Vleeschhouwer. Onze woning was een benedenhuis met daaronder een kelder. In de kelder was een kamer met een keukenblok. De vier joodse familieleden leefden in de kelder, kwamen niet op straat, soms kwamen zij in de huiskamer als zij het beneden niet meer konden uithouden. Er werd voor hen gekookt en de was verzorgd. Ik hielp moeder bij de werkzaamheden daarvoor en bracht hen het eten. Op 8 augustus 1943 in de namiddag werd er aan de deur van de ouderlijke woning gebeld. Ik deed open. In huis bevonden zich op dat moment in de huiskamer de vier onderduikers en vader. Moeder was niet thuis, broer Daniël evenmin. Voor de deur stond SD-er Schaap uit de Euterpestraat en nadat ik de deur opendeed kwam hij met veel kabaal de woning in, smeet de deur open tegen mij aan. Ik werd tegen de muur gedrukt. Hij liep regelrecht op mijn vader af, nam hem mee. Ik ben op de nek van genoemde Schaap gesprongen en heb met mijn vuist op z’n hoofd en gezicht geslagen. Ik was toen een meisje van 15 jaar oud. Genoemde Schaap gaf mij een klap en ik vloog van zijn rug af, viel en ben weggelopen de straat op. Voor de woning stond een overvalwagen en ik heb gezien dat mijn vader en de vier familieleden werden “ingeladen”. Ik heb hen nooit meer teruggezien. Ik ben volkomen overstuur naar mijn zuster Rozette in de Eerste Oosterparkstraat gelopen. Daar kwam moeder na een korte tijd ook en ik moest haar vertellen wat er was gebeurd. Wij gingen samen naar huis, moeder was totaal op van de zenuwen, zij kon geen kopje meer vasthouden. Niemand wist waar mijn vader was. Later vernamen wij dat hij naar een S-kamp in Westerbork was afgevoerd. Pas na de oorlog vernamen wij dat hij in Auschwitz was omgebracht.

Anna is ook een keer opgepakt. Annie heeft hierover verklaard: “Mijn moeder werd tijdens het wegbrengen van joodse landgenoten op straat diverse malen aangehouden. Maar wist zich er altijd uit te praten, door o.a. te zeggen "ik wijs hen de weg”. In 1944 (juiste periode weet ik niet) bracht mijn moeder een joodse vrouw weg en werd zij aangehouden. Zij werd meegenomen naar de Euterpestraat en kreeg zes weken gevangenis aan de Amsterdamseweg. Dat was voor mij een periode van grote angst, ik durfde niet meer alleen thuis te zijn. Ik ben bij mijn bij zuster Rozette gaan wonen en durfde uit angst niet naar mijn moeder. Nadat mijn moeder werd vrijgelaten ben ik weer naar mijn ouderlijk huis gegaan en gingen wij samen door met het verspreiden van illegale bladen.”

Annie heeft verder nog verklaard: “In hetzelfde jaar 1944 (juiste periode weet ik niet) heeft moeder drie jongens uit Venlo (namen niet bekend) onderdak geboden. Deze jongens onttrokken zich aan de arbeidsinzet. Hoe moeder met hen in contact is gekomen weet ik niet. Ik vermoed door de contacten die moeder in het verzet had. De jongens verbleven in de kelder, ik verzorgde het eten en de was voor de jongens. Zij verbleven enkele weken bij ons. Toen er een bericht kwam dat de vader van één van die jongens was opgepakt, zijn ze weggegaan. Ik weet verder geen details. Ik woonde toen alleen met moeder. Ik herinner mij ook dat ik in die periode van een zekere ‘Wim’ samen met moeder aardappelen mocht halen op de Keizersgracht. Dit werd verzorgd door de illegaliteit.

De bevrijding maakten moeder en ik mee in Amsterdam, maar de bevrijding was voor ons geen bevrijding. Wij waren verdrietig en konden niet echt blij zijn. Pas na de oorlog vernamen wij via het Rode Kruis wat het lot van vader, de drie broers en de andere familieleden was.”