Addition

In Memoriam II

In december 1940 doet ‘de heer Philips, wonende Kerklaan 37’, dat wil zeggen Jozeph of zijn zoon, een melding bij de politie. Hij vertelt dat er kinderen van 10 à 11 jaar ter hoogte van de Israëlitische Begraafplaats met patronen aan het spelen zijn. Een agent gaat ter plaatse maar treft de kinderen niet aan, wel vindt hij óp de begraafplaats zes scherpe patronen, waarvan vijf in een houder. 

In juni 1941 wordt het huis van Jozeph en Rozette beklad met anti-Joodse teksten.

Van Rozette is één ongedateerd, zogenoemd ‘Gesuch’-document bewaard gebleven. Dit is een verzoek gericht aan de Joodsche Raad, afdeling ‘Expositur’. Hierin probeerden Joden die zich moesten melden voor overbrenging naar kamp Westerbork uitstel te verkrijgen voor werk in een werkkamp in het Oosten. Het betreft hier geen werkkamp in Nederland, maar het voorspiegelen van een werkkamp in Duitsland of bezet Polen. In een enkel geval werd een ‘Gesuch’ ook ingediend in het doorgangskamp. In het ingediende verzoek wordt genoemd dat Rozette bekend is met maagbloedingen en bovendien lijdt aan aanvallen van galsteenkolieken.

In november 1942 doet een sigarenhandelaar Van Werven, Raadhuisplein, zijn beklag bij de politie. Hij vertelt dat ‘Philips wonende Kerklaan’ (dit verwijst hoogstwaarschijnlijk naar Jozeph, niet zijn zoon) lasterpraatjes over hem rondstrooit - dat zou betekenen dat dit via via bij de sigarenhandelaar ten gehore is gekomen. Hij vraagt de agent om Jozeph te waarschuwen dit niet meer te doen. Uit een andere notitie uit hetzelfde dagrapport blijkt dat Jozeph onder andere zou hebben gezegd dat Van Werven een NSB’er is - Jozeph ontkent en geeft aan Van Werven te zullen bezoeken om het voorval uit te praten.

In mei 1942 overlijdt in Apeldoorn Meijer Philips, de vader van Jozeph, 93 jaar oud. Hij overlijdt op het adres Roggestraat 45 (nu: 111). Op de registratiekaart van de Joodsche Raad wordt Jozeph omschreven als ‘onder leiding een bruikbare kracht’ en hartpatiënt. Hij wordt ook genoemd als kerkenraadslid en voorzitter van het armbestuur dat aan de geloofsgemeenschap verbonden is. Andere leden van het kerkbestuur en de kerkenraad zijn Bension Levie Hes (1891-1943), Juda Meijer (1886-1944) en Elzas Justus (1889-1941).

Ook is hij sinds januari 1939 vertegenwoordiger van steun aan buitenlandse Joden, hij is te bereiken onder telefoonnummer 3025. Op de kaart van zijn vrouw, Rozette Saartje, staat alleen genoemd ‘niet ontwikkeld’; er ontbreekt informatie over eventuele gedane opleidingen en werkervaring. Ook over haar gezondheidstoestand wordt niets genoemd.

In september 1942 vordert de Wehrmacht de woning van het echtpaar Philips-de Jong (de zoon van Jozeph en Rozette Saartje) aan de Generaal van Heutszlaan. Oberstgruppenführer Lütter neemt zijn intrek in het huis. Maurits Meijer, zijn vrouw Alida Philips-de Jong, en hun kinderen Betsie Rozette, Jozeph Simon en Rozita trekken in op het adres van de ouders van Maurits Meijer, Kerklaan 37. 

Al snel na de bevrijding, in augustus 1945, wordt het Nederlands Beheersinstituut (NBI) opgericht. Uit correspondentie blijkt dat de inboedel van het gezin Philips op het moment van schrijven op verschillende adressen is ondergebracht, één adres betreft familie buiten de plaats. Het is niet duidelijk of de andere vier genoemde personen de inboedel van het gezin Philips hebben gekregen, dit hebben overgekocht of van hen hebben gestolen.

Uit de dossiers van het NBI komt ook naar voren dat na de oorlog blijkt dat het grootste deel van de inboedel gestolen is. De bewindvoerder weet een deel van de inboedel terug te halen van de adressen waar het gezin Philips dit gedurende de oorlog had ondergebracht, het betreft onder meer een klein zilverwerk, drie Perzische kleedjes, twintig antieke borden, vier tuinstoelen met tafel, een zonnescherm en een horloge met ketting. Onder de geroofde goederen, ondergebracht bij Lippmann, Rosenthal en Co. (kortweg: Liro) die na de oorlog worden gereclameerd zit een zilveren bestek set, een gouden ring en gouden horloge met ketting. Het is ook de periode geweest waarin verschillende stukken grond (nabij Voorst) onder dwang moeten worden verkocht, de opbrengst à ƒ 23.500, een bedrag vergelijkbaar met € 192.000, wordt bij de Liro bijgeschreven. Ook enkele huizen die het gezin Philips verhuurde, aan de Korteweg, Vonderlaan en Oranjestraat, worden in als geleden schade in het dossier opgenomen. Het advies van de bewindvoerder is om een van deze woningen te verkopen, omdat de huuropbrengst die de komende jaren te verwachten zijn, niet opwegen tegen de noodzakelijke reparatie kosten die nodig zijn om de woning opnieuw bewoonbaar te maken. Ook de woning aan de Kerklaan vraagt een investering die begroot wordt ƒ 3795 (ofwel: bijna € 31.000).

Op dit adres, Kerklaan 37, woonde tot voor kort ook de broer van Maurits Meijer, namelijk Meijer Jozeph. Meijer Jozeph is gearresteerd vanwege het handelen in rijwielen zonder vergunning - hij had zijn fiets ingewisseld voor een ouder model en deze bij de invorderingsactie ingeleverd. Daarna is hij via Kamp Westerbork naar Auschwitz gedeporteerd.

Op 7 januari 1943 wordt de familie Philips, die op dat moment met zeven personen aan de Kerklaan woont, ongewild onderdeel van een vooropgezet plan, of ze worden slachtoffer van een situatie die de politie en de nazi’s manipuleren ten koste van de familie Philips.

Allereerst wordt de wens van de Hitlerjugend ingewilligd om zich op het adres Kerklaan 37 te vestigen. Daarnaast zou er sprake zijn van wraak, die tot op dat moment niet uitgevoerd kon worden vanwege de functie, en de bijbehorende ‘Sperre’, die Jozeph en zijn zoon Maurits Meijer bij de Joodse Raad hebben. Mogelijk verwijst het wraakscenario naar een ontdekking van het politiekorps, nadat een huurster contact had opgenomen met de politie. Agent Van den Berg getuigt: Op een avond, de juiste datum weet ik niet meer, ben ik met mijn collega Doppenberg, naar een vrouw geweest, die had geklaagd over lekkage in haar woning. Waar de woning precies gelegen is en hoe die vrouw genaamd is weet ik niet meer, wel weet ik dat het richting Zwolscheweg was. In het huis gekomen beklaagde bedoelde vrouw zich tegen Doppenberg over het lek in haar woning, waarbij zij tevens zei, dat het huis en dat van haar buren in eigendom toebehoorde van Philips, wonende aan de Kerklaan [37] te Apeldoorn, doch dat deze geen reparatie aan de huizen liet verrichten. Toen politiechef Meijer dit vernam, zou hij zich ernstig verbaasd hebben over het feit dat Jozeph nog steeds vastgoed in beheer zou hebben. Hij zou gezegd hebben ervoor te zorgen dat het beheer in andere handen zou komen. Meijer zou vervolgens contact hebben opgenomen met de Sicherheitsdienst, de SD, in Arnhem.

Erfgoedcentrum Achterhoek & Liemers, Historisch Centrum Overijssel en Harderwijk Streekarchivariaat. Afdeling ‘Naam & Gezicht’ van het herinneringscentrum Kamp Westerbork, CODA Archief Apeldoorn, Digitaal Joods Monument, Erica adresboek van Apeldoorn, het Gelders Archief, ITS Archiv Bad Arolsen (International Tracing Service), het boek ‘In Memoriam’ door Guus Luijters, Yad Vashem, het Nationaal Archief en Delpher (gedigitaliseerde Nederlandse historische kranten).

13 september 2023