Addition

In Memoriam

Mozes de Wit wordt geboren in 1895, als zoon uit het huwelijk van magazijnbediende Hijman de Wit en Lea de Wit-Koster. Het gezin telt naast Mozes nog vier kinderen, in totaal drie zonen en twee dochters. Mozes is twee jaar oud als zijn jongere broertje Simon overlijdt, slechts dertien maanden oud.

De ouders van Mozes overlijden respectievelijk in 1937 en 1921. De broers en zussen van Mozes worden gedurende de oorlog omgebracht.

Mozes groeit op in zijn geboortestad Amsterdam. Het gezin verhuist enkele keren binnen de stad, een van de woningen stond aan het Waterlooplein.

Mozes doorloopt het lager onderwijs en in januari 1914 start hij als leerling-verpleger in het Nederlands Israëlitisch Ziekenhuis, hij woont intern. In deze tijd wordt hij opgeroepen voor de keuring bij het leger. De informatie in het militieregister is summier, zijn lengte is 1 meter 67. Mozes wordt geschikt geacht voor de dienstplicht en zijn voorkeur wordt ingewilligd: hij wordt (uiteindelijk) ingedeeld bij de 1e compagnie hospitaalsoldaten.

In oktober 1922 verhuist Mozes naar Apeldoorn, ondertussen is hij gediplomeerd verpleger. In Apeldoorn wordt hij binnen het Apeldoornsche Bosch in deze zelfde betrekking aangenomen, ook hier woont hij intern.

Jeannette Diamant wordt geboren in 1897, als dochter uit het huwelijk van diamantzetter Levie Diamant en Rachel Boot. Het gezin telt naast Jeannette twee dochters en twee zonen. Het oudste kind van het echtpaar overlijdt in februari 1897, slechts 1 jaar oud. Datzelfde jaar wordt Jeannette geboren. De ouders van Jeannette overlijden respectievelijk in 1908 en 1938.

Jeannette groeit op in haar geboortestad Amsterdam, het eerste ouderlijk huis staat op de Geldersekade 108, nabij het Centraal Station en hemelsbreed nog geen 200 meter verwijderd van de Oude Kerk.

Jeannette is nog maar net vier jaar oud als ze met haar ouders en broer Alexander naar Londen emigreert (oktober 1901). Dit is de geboortestad van haar vader. Hier wordt Jeannettes broertje Coenraad geboren. In de loop van 1905 volgt de remigratie naar Amsterdam, waar het gezin gaat wonen in de Vrolikstraat. Hier in Amsterdam wordt broertje Alexander geboren.

Het gezin emigreert in juli 1907 naar het Belgische Antwerpen. Al in januari 1908 keren ze terug, drie maanden later overlijdt de vader van Jeannette. Na dit overlijden wordt er nog een zusje geboren: Louise. Zij wordt in 1914 als verpleegde opgenomen in het plaatselijke Nederlands Israëlitisch Meisjesweeshuis. Jeannette zelf blijft tot aan haar huwelijk in Amsterdam wonen. Op de latere registratiekaart van de Joodse Raad wordt zij genoemd als naaister.

Mozes en Jeannette treden op 30 juli 1925 in het huwelijk. De plechtigheid vindt plaats in Apeldoorn. Mozes is dan 29 jaar oud en Jeannette 27. De vader van Mozes (weduwnaar) en de moeder van Jeannette (weduwe) zijn niet bij het huwelijk aanwezig, zij laten schriftelijk weten achter dit huwelijk te staan. Of er überhaupt familie bij het huwelijk aanwezig is geweest is niet bekend, de twee getuigen van het huwelijk zijn gemeentebodes.

Het echtpaar gaat wonen aan de Grote Velderslaan, in het pand met nummer 22 (nu: Salland 22). Op oudjaarsdag 1929 bevalt Jeannette van een dochter die de naam Lea krijgt. Eind oktober 1931 verhuist het gezin naar de Zutphensestraat 189.

Lea is nog geen twee jaar oud als het echtpaar de uit Amsterdam afkomstige Emanuel de Wolf (1908-1943) een woonplek biedt. Emanuel wordt tijdens de wrede ontruiming van het Apeldoornsche Bosch, samen met zeker 1300 anderen, met vrachtwagens naar het treinstation van Apeldoorn vervoerd. Vanuit hier wordt hij rechtstreeks naar Auschwitz gedeporteerd en omgebracht. Het is om die reden mogelijk dat hij op enig moment bij het gezin De Wit is weggegaan en op het terrein is gaan wonen, of hij is kort voor de ontruiming, samen met zijn gastgezin, naar het Apeldoornsche Bosch overgebracht en als patiënt weggehouden van de geïnterneerde dorpelingen.

Het gezin krijgt ook een pleegdochter in huis, namelijk de eveneens uit Amsterdam afkomstige Roosje Polak (1924-1943). Roosje is werkzaam binnen het Apeldoornsche Bosch, ze heeft een betrekking als coupeuse. Hoe Roosje bij het echtpaar terecht is gekomen is onbekend gebleven, mogelijk kende Mozes het gezin, omdat beide ouders van Roosje bekend zijn als (voormalig) patiënten binnen het Apeldoornsche Bosch.

In 1931 krijgt de personeelsvereniging ‘Nieuw Leven’ een nieuw sportveld toebedeeld. Vanaf het hoofdgebouw vertrekt er een grote stoet mensen: sporters in ‘sportcostuum’, gasten en genodigden. Het muziekkorps begeleidt hen allen naar het sportveld, waar Bension Levie Hes (1891-1943) het veld spreekwoordelijk in handen krijgt voor de vereniging. Hij bedankt geneesheer-directeur Kat voor dit cadeau in natura. Met een plaatselijke sportvereniging wordt het sportveld met voet- en korfbalwedstrijden officieel ingewijd. Twee van de sporters die aan beide disciplines meedoen zijn Levie Bacharach (1907-1940) en bestuurslid Mozes.

In december 1939 is Mozes de gastheer bij de feestelijke viering van het Chanoekafeest. Hij wordt genoemd in het personeelsblad (editie januari 1940): ‘Namens de feestcommissie verwelkomde br. [lees broeder], die dien avond de wel zeer ondankbare taak van gastheer voortreffelijk vervulde, de aanwezigen en deelde hij tot aller teleurstelling mede dat Leo Fuld die voor vanavond geëngageerd was, wegens ziekte verstek moest laten gaan.’ Mozes moet nog meer slecht nieuws vertellen, want zojuist heeft de feestcommissie bericht gekregen dat een vervangende act in Amersfoort ‘gestrand’ is. Gelukkig komt deze artiest, hoewel verlaat, alsnog voor het aanwezige publiek optreden. Het blijkt ook dat de feestcommissie niet op volle sterkte is door de mobilisatie van het Nederlandse leger: ‘Aan de feestcommissie die - voor zoover niet gemobiliseerd - dapper haar best deed, noch aan de aanwezige dames (o ja, we telden ook nog 4 á 5 heerenleden) mag het geweten worden, dat er geen uitbundige feestvreugde wilde komen. Wel aan al die andere leden, die het niet noodig vinden om een feestavond van het personeel bij te wonen’. Als in de zomer van 1941 een hond op het terrein van het Apeldoornsche Bosch komt aanlopen, is er geen eigenaar die het beestje komt ophalen, Mozes en Jeannette vangen het beestje zolang op.

Op de registratiekaart van de Joodse Raad staat genoemd dat Mozes niet alleen het diploma krankzinnigenverpleging op zak heeft, maar ook een diploma van het Witte Kruis. Deze organisatie en opleiding richten zich op het bestrijden van epidemische ziekten. De vertegenwoordiger van de Joodse Raad omschrijft Mozes als een bruikbare kracht met een goede gezondheid.

In de nacht van 21 op 22 januari 1943 wordt het Apeldoornsche Bosch op wrede wijze ontruimd. In de vroege ochtend van 22 januari 1943 worden alle patiënten en een vijftigtal personeelsleden rechtstreeks naar vernietigingskamp Auschwitz gedeporteerd. In de loop van de dag vertrekt er nog een trein vanaf het station van Apeldoorn. Het betreft een reguliere personentrein. Mozes, Jeannette, Lea en Roosje Polak worden met dit transport naar doorgangskamp Westerbork gedeporteerd.

Op dinsdag 16 februari 1943 vertrekt een trein uit het kamp met als eindbestemming Auschwitz. Het gezin De Wit behoort tot de 1.108 passagiers. Op vrijdag 19 februari 1943 komt de trein aan op het treinstation van Auschwitz. Mozes, Jeannette, Lea en Roosje worden aansluitend op hun aankomst in de gaskamer omgebracht.

In april 1943 krijgt het echtpaar Kugel de woning van het gezin De Wit toegewezen. Dit gezin woont aan de Kleine Velderslaan (nu: Bremweg), maar hun woning wordt door de bezetter gevorderd. In een bewaard gebleven briefje maakt het echtpaar hier melding van. Na de oorlog woont het gezin nog steeds op het adres van De Wit.

Bronnen: Stadsarchief Amsterdam, Afdeling ‘Naam & Gezicht’ van het herinneringscentrum Kamp Westerbork, CODA Archief Apeldoorn, Digitaal Joods Monument, Erica adresboek van Apeldoorn, het Gelders Archief, ITS Archiv Bad Arolsen (International Tracing Service), het boek ‘In Memoriam’ door Guus Luijters, Yad Vashem, het Nationaal Archief en Delpher (gedigitaliseerde Nederlandse historische kranten).

1 juni 2022