Addition

Toni Mausner

By: Taeke

Vanuit Amsterdam doet Toni Mausner in 1938 pogingen om voor haar moeder en andere familieleden in Oostenrijk een visum voor de VS te verkrijgen. Dat mislukt, ze wordt opgelicht.

 

Naar Nederland om aan te sterken

Na het einde van de Eerste Wereldoorlog komen vele duizenden kinderen uit Oostenrijk tijdelijk naar Nederland om daar wat aan te sterken bij pleegouders. Toni Mausner is een van hen. Zij verblijft, waarschijnlijk al vanaf eind 1918 of 1919, bij haar pleegvader H. Trompetter, maar keert niet terug naar Oostenrijk. Deze Heiman Trompetter (1886-1963) woont met zijn vrouw Saartje Bertha van Dam in de Commelinstraat, pal om de hoek heeft hij in de Dapperstraat een leder- en fourniturenhandel. In maart 1933 verhuist hij naar de Lekstraat en een jaar later in september 1934 naar Waalstraat 91-huis. Daar drijft hij in 1939 een ‘fabriek van Wetro-Fotozegels’. Stigter noemt op dit adres de Firma Wetro, handel in verduisteringsgordijnen. Na de oorlog wordt als zijn beroep ‘koopman in leder’ vermeld, hij woont sinds januari 1946 in Deurloostraat 85-I.

Toni Mausner komen we in de administratie in Amsterdam voor het eerst tegen in september 1925, ze wordt dan ingeschreven op het adres Commelinstraat 27, inwonend bij H. Trompetter. Ze is op 9 april 1912 geboren in Stanislau in Polen, heeft de Poolse nationaliteit, haar religie is NI en ze is afkomstig uit Wenen. Op dat moment is ze 13 jaar en maakt het mogelijk dat ze pas in 1925 naar Nederland is gekomen. Waarschijnlijk lijkt dit echter niet, kinderen uit Oostenrijk komen dan niet meer naar Nederland. De registratie in 1925 zal gaan over haar toekomst, ze blijft definitief in Nederland. Gegevens over haar jeugd in Amsterdam zijn niet beschikbaar, in 1939 komt ze voor in een destijds geruchtmakend proces.

 

De zaak Wreszynski

In 1939 tot begin 1940 vindt in Amsterdam het proces plaats tegen Siegfried Wreszynski, een Joodse koopman-bankier geboren in 1893 in Danzig. Hij zou, samen met een Brit, de Amsterdamse Bank voor zo’n twintig miljoen gulden opgelicht hebben. Vreemd genoeg doet deze bank geen aangifte, het proces gaat alleen over oplichting van twee relatief kleine bedragen: Pieter Frederik Hollander is voor 6.000 gulden getild, Toni Mausner voor 4.000 gulden.

Toni Mausner ontmoet Wreszynski in oktober 1938, ze is dan mogelijk verkoopster van beroep. Ze vertelt hem ‘dat haar jongste zuster, haar moeder en haar zwager, die te Weenen woonden, evenals haar oudste zuster, diens man en haar broer, die reeds uit Weenen gevlucht waren en te Cannes in Frankrijk woonden, gaarne wilden emigreren.’ Wreszynski kan wat voor haar doen, zo beweert hij. Hij is consul van Argentinië, kent de consul van de VS in Rotterdam en via hem kan hij visa voor haar familieleden regelen. Daar zijn wel kosten aan verbonden, Toni geeft hem 4.000 gulden. De visa komen echter niet, de paspoorten van de familieleden blijken later te liggen in de hotelkamer van Wreszynski. De rechtbank veroordeelt Wreszynski voor de oplichting van Toni Mausner en Hollander in april 1939 tot vier jaar, met aftrek van twee maanden voorarrest.

Wreszynski gaat in hoger beroep dat na een half jaar begint, eveneens in Amsterdam en in hetzelfde pand aan de Prinsengracht. Volgens hem had Toni ‘de justitie uitsluitend leugens verteld en was hij onschuldig veroordeeld. Wel gaf hij toe, dat hij het geld, dat zij hem ter hand stelde, voor privédoeleinden had gebruikt, maar zij kon er op rekenen dat het met die passen en visa alsnog in orde zou komen’. Er ontstaat echter een probleem, de (kroon)getuige Toni Mausner is niet beschikbaar voor het proces. Eind november 1939 is in de krant te lezen: ‘het Amsterdamsche Gerechtshof heeft enkele weken geleden de behandeling van de zaak Wreszynski geschorst om het Joodsche meisje, dat het slachtoffer werd van een geloofsgenoot, een verhoor te doen afnemen in het sanatorium, waar zij geruimen tijd zal moeten vertoeven’. Het is niet bekend wat er precies met haar is gebeurd, het letsel moet  aanzienlijk zijn geweest, want ze verblijft dertien maanden in het sanatorium Hoog Laren in Blaricum. 

Tijdens het hoger beroep blijkt dat zowel Toni Mausner als Hollander hun geld terug hebben gekregen. Niet van Wreszynski, maar van de Amsterdamse Bank. In februari 1940 wordt Wreszynski door het hof veroordeeld tot twee jaar gevangenisstraf wegens oplichting en verduistering, met aftrek van een jaar voorarrest. Bij de lagere straf heeft het hof onder meer rekening gehouden met het feit dat ‘zoowel de Oostenrijksche als de koopman door de Amsterdamsche Bank geheel zijn schadeloos gesteld’. Uit de motivatie van het hof blijkt dat hij zich ten onrechte consul van Argentinië noemde, hij spreekt ook geen Spaans. Hij had Tonny M., de Oostenrijkse dame, beloofd om paspoorten en visa te regelen, hij zou een Amerikaanse consul kennen. De naam van die consul kon hij echter niet noemen en op het Amerikaanse consulaat was de persoon Wreszynski onbekend. Bovendien kun je deze visa alleen verkrijgen door persoonlijk op het consulaat te verschijnen. Een duidelijk geval van oplichting. Wreszynski overleeft de oorlog door onder te duiken in Amsterdam.

 

Hoe het afloopt met de familie

Geen visum dus naar de VS voor de familie in Wenen. Zij reizen, of vluchten, vervolgens naar Amsterdam. Waarschijnlijk in november 1938 en dan ligt een verband met de Kristalnacht op 9 november dat jaar voor de hand. Het gaat om haar moeder Sime Mausner-Haas, sinds kort weduwe van Moritz Moshe Mausner (1879-1936), en haar jongere zus Jetti Mausner die getrouwd is met Israel Moses Leiter. Alle drie worden begin december 1938 ingeschreven als inwonend in de 1e van der Helststraat 41-I. Dit huis wordt verhuurd door H. Trompetter, de pleegvader van Toni. Een jaar later verhuizen ze in oktober 1940 naar de Waverstraat 83-I. Bijna weer een jaar later gaan ze in september 1941 op verschillende adressen wonen: Sime Mausner-Haas gaat naar de Zomerdijkstraat 25-I, Jetti Mausner en Israel Moses Leiter naar de Grensstraat 20-II.

Het loopt met hen niet goed af. Moeder Sime gaat begin juni 1943 van Westerbork op transport naar Sobibor en wordt daar bij aankomst direct vergast. Jetti en haar man worden in april 1943 ingeschreven in het kamp Vught, zij is daar werkzaam op de administratie en als onderwijzeres, haar man als kleermaker. In november dat jaar gaan zij naar Westerbork. In Auschwitz eindigt het leven van Jetti Mausner in januari 1944, haar echtgenoot wordt daar in mei 1944 om het leven gebracht.

Tijdens het Wreszynski-proces heeft Toni het ook over ‘haar oudste zuster, diens man en haar broer, die reeds uit Weenen gevlucht waren en te Cannes in Frankrijk woonden’. Zij ontkomen naar de VS waar ze Imre Irving Mausner (1908-1999) en Mollie Marie Mausner (1912-1995) genoemd worden. De oorspronkelijke naam van haar broer is Isidore. Hij reist in april 1927 als voetballer van de Joodse sportclub Hakoah uit Wenen naar de VS om daar met zijn team een paar wedstrijden te spelen. In september 1936 gaat hij opniuw naar de VS, hij is dan 28 jaar en koopman. Eind maart 1941 vaart hij met het stoomschip Exeter van Lissabon naar de VS. Hij is dan 32 jaar, geboren in Stanislau in Polen, wordt voetballer genoemd en zijn laatste woonplaats is Cannes. Hij dient van november 1942 tot juni 1943 een half jaar in het leger van de VS en verzoekt in augustus 1943 om Amerikaans staatsburger te mogen worden.

 

Toni Mausner en Martin Roman

Sinds begin mei 1944 zit Toni in Westerbork, in september gaat ze op transport naar Theresienstadt in het huidige Tsjechië. Eind oktober 1944 wordt ze ingeschreven in het kamp Flossenbürg, later zit ze in Auschwitz. Na de oorlog, waarschijnlijk in 1946 in Zwitserland, trouwt ze met Martin Leopold Roman (1910-1996). Hij is een bekende musicus en jazzpianist, wijkt in 1933 vanuit zijn geboorteplaats Berlijn uit naar Nederland, maar treedt ook elders in Europa op. Begin 1941 speelt hij in het hotel Sopar in Hoorn, maar al snel wordt dit voor Joden onmogelijk gemaakt. Vanaf september 1941 is hij actief in de Hollandsche Schouwburg aan de Plantage Middenlaan 24 in Amsterdam, ‘Toegang uitsluitend voor Joods publiek’. In februari 1943 gaat hij naar kamp Vught, in oktober dat jaar naar Westerbork, hij is leider van het kamporkest. In januari 1944 gaat hij op transport naar Theresienstadt waar hij leider wordt van de jazzband de Ghetto Swingers. Daar moet hij ook meewerken aan een propagandafilm over dit kamp. Na de film wordt hij naar andere kampen gestuurd. Dachau en Sachsenhausen worden vermeld in documenten in de Arolsen Archieven, uiteindelijk komt hij in Auschwitz terecht.

Eind november 1946 varen Toni en Martin per schip naar de VS, beiden zijn dan stateloos. In november 1950 reizen zij met een KLM-vliegtuig naar Nederland, mogelijk om Heiman Trompetter te bezoeken. Toni Mausner overlijdt aan de gevolgen van kanker in 1962 in New York.

 

Bronnen:

https://www.bhic.nl/ontdekken/verhalen/de-oostenrijkse-bleekneusjes-van-pater-van-der-bom en https://vijfeeuwenmigratie.nl/land/Oostenrijk#5009-def

Igor Cornelissen, Opkomst en ondergang van een onweerstaanbare oplichter. Siegfried Wreszynski (1893-1954). Een zedenschets. Amsterdam 1993, p. 57, 68-69, 72, 77 en 181.

Bianca Stigter, De bezette stad. Plattegrond van Amsterdam 1940-1945. Amsterdam 2005, p. 228.

Provinciale Overijsselsche en Zwolsche courant 13-04-1939; Algemeen Handelsblad 30-11-1939; De Tijd: godsdienstig-staatkundig dagblad 20-02-1940.

SAA: woning- en gezinskaarten; Familysearch.org; Arolsen Archives

https://www.geni.com/people/Toni-Roman/6000000000350795617