Addition

Sonja Taub

Gebaseerd op profielwerkstuk van Ties Hoogeveen, leerling Erasmiaans Gymnasium.

Sonja Taub werd op 8 juni 1927 geboren in Rotterdam. Sonja’s ouders kwamen beiden uit Polen. Sonja’s moeder Hendel Taub-Silberzahn kwam in 1911 aan in Rotterdam en haar vader Benjamin Wolff Taub in 1920. Hoe ze elkaar leerden kennen is niet bekend. Wel weten we dat Benjamin Taub eerst geregistreerd stond als kantoorbediende en later als kruidenier. Het orthodox-joodse gezin was lid van de Nederlands-Israëlitische Gemeente. Benjamin Taub was actief in het Oost-Joods Verbond Rotterdam. Dit was een vereniging voor de tienduizenden Oost-Europese Joden die vanaf 1881 naar Nederland kwamen, op de vlucht voor de pogroms in het Russische rijk. De vereniging verleende sociale zorg en verzorgde Jiddische les voor kinderen en culturele vorming.

Adressen in Rotterdam

Het Poolse stel woonde drie jaar lang in bij zes andere gezinnen, tot ze op 7 oktober 1925 in het huwelijk traden. Vanaf dat moment woonden ze zelfstandig op het adres Schiebroekselaan 41a in Rotterdam, waar Sonja geboren werd. Daarna verhuisde het gezin nog een paar keer. Tijdens het bombardement van 14 mei 1940 woonde het gezin op de Schiedamsesingel 217a, vlak bij de brandgrens. Het huis bleef gespaard, maar was waarschijnlijk toch niet meer goed bewoonbaar, want op 1 juni 1940 trok het gezin in op Aelbrechtskade 94b. Dit is het laatstbekende adres van de familie in Rotterdam. 

Het leven van het jonge gezin Taub is nauw verweven met dat van de ouders van Hendel: Schlema Zelman Silberzahn en Buchla Taub. Op de Schiebroekselaan en de Schiedamsesingel deelden ze dezelfde woning. Sonja’s opa Silberzahn is de oud-sjochet van Rotterdam. In december 1937 verhuisden de grootouders naar Den Haag, waar ze in de Merwedestraat gingen wonen. Op 24 juni 1940 overleed grootvader Silberzahn op eenenzeventigjarige leeftijd in het Israëlitisch Ziekenhuis te Den Haag. Grootmoeder Silberzahn bleef tot augustus 1942 in Den Haag wonen. 

Erasmiaans Gymnasium

In september 1940 startte Sonja als dertienjarige in de eerste klas van het Erasmiaans Gymnasium in Rotterdam. Een toenmalige klasgenoot zal haar later omschrijven als een “vriendelijk bescheiden meisje”. In de zomer van 1940 ging Sonja over naar de tweede klas met een herexamen Latijn. Ze kreeg bijles van Ida Italie, de dochter van Erasmiaan Gabriel Italie, leraar klassieke talen aan een lyceum in Den Haag. Sonja Taub, door Gabriel Italie Sonja Silberzahn genoemd, slaagde voor haar herexamen.

Na de zomervakantie van 1941 mocht Sonja net als de andere Joodse leerlingen niet terugkeren naar haar eigen school. De meeste Joodse leerlingen van het Erasmiaans Gymnasium gingen naar het Joods Lyceum Rotterdam. Sonja vervolgde haar opleiding echter aan het Joods Lyceum in Den Haag. Sonja kwam daar terecht in klas 2a van de hbs-afdeling. Op de klassenfoto is Sonja het meisje met bril, midden op de foto. 

Een mogelijke reden voor Sonja’s verhuizing naar Den Haag is dat haar ouderlijk huis (in Rotterdam-West) tamelijk ver af lag van het Joods Lyceum (in Rotterdam-Oost). Bovendien liep de route naar school door de verwoeste binnenstad van Rotterdam. Het Haagse Joods Lyceum was beter bereikbaar vanaf het huis van haar grootmoeder. Het is aannemelijk dat Sonja introk bij haar grootmoeder, die op dat moment nog in de Merwedestraat woonde.

Vriendschap met Carry Ulreich

Waarschijnlijk raakte Sonja al voor de oorlog bevriend met Carry Ulreich, een Joods meisje van haar leeftijd dat op de middelbare meisjesschool zat. Mogelijk kenden ze elkaar via hun ouders. In elk geval zaten ze allebei in een clubje Joodse jongeren dat regelmatig samenkwam. Op 15 november 1941 werd Carry vijftien jaar. Sonja gaf haar een dagboek voor haar verjaardag. In april 1942 schreef Carry in haar dagboek over een bezoek aan Sonja in Den Haag. “Sonja was heel aardig”, noteerde ze. In Scheveningen bezochten de meisjes een poerimtoneelstuk van een orthodox-joodse jongerenvereniging waarin Sonja Esther speelt. “Wel aardig”, vond Carry. Op 8 juni 1942 schreef Carry in haar dagboek over mensen die zijn vertrokken: “Mijnheer Rynderman en mijnheer Taub zijn foetsie, de laatste is als allereerste gegaan. We waren allen woest, want hij heeft helemaal geen afscheid genomen, zelfs niets ervan gezegd. Bah, echt geniepig zoiets.”

Toen de Taubs – in Carry’s woorden – in juni 1942 ineens ‘foetsie’ waren, was het gezin niet ondergedoken. Het gezin probeerde aan de nazi’s te ontsnappen via de Dutch-Paris Escapeline (DPE). Deze ontsnappingslijn bestond uit een netwerk van verzetsstrijders die mensen door België en Frankrijk naar Zwitserland of Spanje smokkelden. De route liep via Lyon. Daar was een Nederlands consulaat gevestigd, waar consul Maurice Jacquet de scepter zwaaide. Jacquet was nauw betrokken bij de Escapeline.

Tegelijk met het vertrek van het gezin Taub uit Nederland verhuisde grootmoeder Buchla Silberzahn-Taub naar Amsterdam. Daar werd ze opgenomen in de Joodsche Invalide, een verpleeginrichting voor Joodse mensen op het Weesperplein. Door haar verhuizing naar Amsterdam ontliep Buchla de eerste deportaties uit Den Haag, die in augustus 1942 begonnen. In 1943 werd zij echter alsnog gedeporteerd: op 2 maart van dat jaar werd Buchla geregistreerd in Westerbork en ondergebracht in barak 68. Op 12 april werd Buchla per trein naar Sobibor gedeporteerd, waar ze op 16 april 1943 werd vermoord. Buchla werd 79 jaar.

Het gezin Taub op de vlucht

Sonja en haar ouders staken onder de schuilnamen Marie Touw (Sonja), Bertrand Touw (Benjamin) en Anna Touw (Hendel) in augustus 1942 de Franse grens over. Ze hadden een visum voor Curaçao op zak, afgegeven op 19 oktober 1942. Ook beschikten ze over een identiteitskaart op naam van Zoov, met de Nederlandse nationaliteit, waarschijnlijk afgegeven door de Zweedse Ambassade in Parijs, die dienstdeed voor de gesloten Nederlandse Ambassade.  

Het gezin Taub verbleef vrij lang in Lyon, een belangrijk knooppunt in het netwerk van de Dutch-Paris-ontsnappingslijn. Het adres waarop zij stonden geregistreerd was Quai Bondy 26, een statig pand uit de zeventiende eeuw aan de Saône. Het gebouw staat op de werelderfgoedlijst van de UNESCO. Naar schatting woonde het gezin daar een jaar en vier maanden, in afwachting van een kans om naar Zwitserland te reizen. 

Arrestaties in Lyon

In 1944 werden medewerkers van het DPE-netwerk opgepakt in Parijs. Zij gaven de naam van consul Maurice Jacquet door. Op 28 februari 1944 pakten de Duitsers hem op in zijn consulaat. Bij zijn arrestatie nemen zij alle mensen mee die op dat moment in het consulaat aanwezig zijn – ook mensen die alleen hun verzekeringspremie kwamen betalen. Onder de arrestanten waren een Joodse jongeman en een Joods gezin. Het blijkt het gezin Taub te zijn.

Doorgangskamp en deportatie

Na hun arrestatie werden Sonja en haar ouders naar de gevangenis van Monluc gebracht. Van daaruit kwamen ze in het doorgangskamp in Drancy, vlak boven Parijs. Vanuit Drancy volgde deportatie naar Auschwitz, in maart 1944.

Sonja kwam om in Auschwitz op 4 september 1944. Zij werd 17 jaar. Sonja’s moeder stierf een paar maanden later, in november 1944. Hun overlijden is niet vastgelegd in de Duitse administratie, maar is gebaseerd op verklaringen van overlevenden. Dat kan betekenen dat ze niet in de gaskamers zijn omgekomen. Sonja’s vader Taub stierf rond 24 januari 1945 tijdens de dodenmars van Auschwitz naar Buchenwald. 

In 1947 is door Mendel Taub, een oom van Sonja, in Parijs een formulier voor vermiste personen ingevuld. Hij wist de schuilnamen van de familie. Vermoedelijk was hij op de hoogte van hun vluchtpoging naar Zwitserland. Graag komen wij in contact met nabestaanden van Mendel Taub.

In februari 1943 beschreef Carry Ulreich in haar dagboek een droom. 

“Vannacht heb ik al van de vrede gedroomd. (…) Sonja heb ik gezien. Ik was erg blij dat ze weer terug was, ze kreeg een zoen van me. Ze was in Turkije geweest. Nog veel meer kennissen gezien. Het was natuurlijk reuze prettig! Zou die droom uitkomen?”

Bronnen

Andere Tijden, aflevering 682, ‘Ontsnappingsroute in de oorlog’:
https://www.anderetijden.nl/aflevering/682/Ontsnappingsroute-in-de-oorlog

Arolsen Archives, Deportatiekaart Buchla Taub.

Correspondentie met Arthur Trijbits (2020), Bart Wallet (2020) en Megan Koreman (2020).

De Lang, W. (2003). Slotakkoord der kinderjaren: herinneringen aan het Joodsch Lyceum Fisherstraat, Den Haag 1941-1943. Stichting Voormalig Joodsch Lyceum Fisherstraat. Blz. 241 t/m 244

Hoogeveen, T. (2020). Een zoektocht naar Sonja Taub. Profielwerkstuk Erasmiaans Gymnasium.

Italie, G. en W.M. Lang (2010). Het oorlogsdagboek van dr. G. Italie: Den Haag, Barneveld, Westerbork, Theresienstadt, Den Haag, 1940-1945. Contact. 

Koreman, M. (2016). Gewone helden: De Dutch-Paris ontsnappingslijn1942-1945. Amsterdam. Boom.

Stadsarchief Amsterdam, Gezinskaart Buchla Taub.

Stadsarchief Den Haag, Gezinskaart Buchla Taub.

Stadsarchief Rotterdam, Gezinskaart en huwelijksakte Benjamin Wolff Taub.

Van der Blom, N., W. Backhuys, J. Spoelder en R. van der Velde (1978). Grepen uit de geschiedenis van het Erasmiaans Gymnasium, 1328-1978. 

Wallet, B. T. en C. Ulreich (2016). ‘s Nachts droom ik van vrede: Oorlogsdagboek 1941-1945. Mozaïek.