Addition

Ria de Korte en de familie Fransman

Na haar scheiding van Albert Elias Fransman hield Ria de Korte contact met zijn zussen Eva en Estella. In haar artikel 'Vrouwen onderweg' in De Vlam dd 29 september 1945 schrijft ze over een bezoek aan de familie Fransman.

'Tante Marianne' = Eva Cohen-Fransman

'Louki' = haar oudste dochter Marianna Rosalia Cohen

'tante Esther' = Estella Marianna Monas-Fransman

'Lou' = Abraham Louis Cohen, echtgenoot van Marianne

'Max' = Mozes Monas, echtgenoot van Estella

Het ‘kleintje’ staat voor Rosalia Elisabeth Cohen, de jongste dochter van Eva en Abraham Louis


"Een mooie zomerse zondag.
“Gaan we naar tante Esther vanmiddag, moeder?”
“Ja schat, tante Marianne komt er ook met de kinderen.”
Zoals altijd als ik bij joodse vrienden aanbel wacht ik angstig af of de deur nog geopend wordt. Ze zijn er nog. Ik bespreek met mijn schoonzusters of ik de kinderen zal meenemen. We hebben het er al zo vaak over gehad, ze willen bij elkaar blijven, het is het enige, dat ze nog hebben. Ze houden zich goed ze doen alsof ze er niet aan denken, alsof ze gewoon doorleven. Toch schrikken ze van elke bel, van elk vreemd geluid en ‘s avonds na acht, als de joden niet meer op straat mogen, luisteren ze angstig naar elke voetstap, naar elke auto in de stille straat. Max is optimist, als altijd; de oorlog is gauw voorbij. De Engelsen en Amerikanen zijn nu klaar en als ze eenmaal beginnen er op los te slaan, is het zo afgelopen.
“We slaan ons er wel doorheen, we zijn nog jong. En al moeten we hard werken, het is maar voor korte tijd.”
Was ik werkelijk gisterenmiddag bij jullie? Esther belt me op, dat ze zich binnen een uur bij de Duitse politiepost in hun wijk moeten melden.
Ik krijg zo nu en dan bericht uit Vught, dat het goed gaat. Hóe goed, dat blijkt uit jouw illegale brief, Max. Kan ik hierna nog ooit lachen? Esther is op een zondag met het kind op transport gestuurd, terwijl jij aan de Moerdijk werkte. Dàt je honger hebt, dàt je kou lijdt, dàt je het zware, ongewone werk niet aankan, dàt ze je bril hebben stukgeslagen terwijl je ene oog blind en het andere slecht is. Dat kan je allemaal dragen. Maar dat ze je vrouw en kind, dat roodvonk heeft en 40º koorts, op transport sturen, zonder afscheid, zonder dat je weet waarheen... Je hebt maar één wens, hen zo gauw mogelijk te volgen!
“Vind jij dat geen gunstig teken, dat we moeten verhuizen? Ze zeggen, dat de joden die hier mogen blijven, allemaal in één wijk komen te wonen. Dinsdag verhuizen we: het is een moderne woning.” Opgewonden vertelt Marianne.
“Niemand heeft me hier zien binnengaan, ik blijf maar even” (het klinkt als een verontschuldiging).
“Denk je niet, dat de Sperr van Lou geldig blijft?” Ze wacht geen antwoord af.
Hoe zou ik trouwens de moed hebben te zeggen, dat die Sperr als leraar toch helemaal geen zin meer heeft, nu er elke dag minder leerlingen op de joodse school komen! Ik help jullie verhuizen; om vier uur zijn we over. We zitten op de kisten uit te blazen. Het is een heidense rommel. Om half vijf belt de post. Het zijn de oproepen waarbij jullie je morgenochtend om acht uur moeten melden voor deportatie. Naar Polen, weten we allen. Dit is ook voor mij een verrassing. De krankzinnigheid de mensen te laten verhuizen om ze de volgende dag op transport te sturen. Waanzinnig sadisme en sadistische waanzin. Met nerveuze haast zoekt Marianne de nodige dingen bij elkaar. In haar eigen rugzak pakt ze bijna uitsluitend maandverband.
“Ik heb er altijd zo’n last van,” herhaalt ze steeds. Het kleintje speelt heerlijk in de rommel en wordt door niemand verboden.
Lieve, grote Louki, je bent ‘al’ 13 jaar, als ik je goedendag zoen, zeg je: “Weest u maar niet verdrietig tante, ik zal wel flink zijn…”
De volgende dag. Stromende regen ‘s morgens. Zouden ze droog staan? Stromende regen ‘s middags. Zouden ze al weg zijn? Stromende regen ‘s avonds. Ik moet gaan kijken. Nog staat de gehele troep op het open perron. Ik kan ze niet ontdekken, het is één grauwe massa. Stromende regen ‘s nachts. Eerst dan gaat het transport naar Westerbork weg. Het regent de gehele week.
Een week later. Met dezelfde post twee kaarten, één van jou Marianne, waarbij je kleren voor de kleinste vraagt, omdat haar rugzak is zoekgeraakt. “Waarschijnlijk gaan we spoedig verder,” schrijft ze. Ik hoef geen moeite meer te doen. De Joodse Raad doet de laconieke mededeling erbij: “Reeds zes dagen uit Westerbork vertrokken.” Op de andere “Op transport. lk ben gelukkig naar vrouw en kind te gaan.” Ze is van Max, den eeuwigen optimist. Langzaam laat ik de snippers in de prullenmand vallen…"

Bron: Bart de Cort, Rood en rouge; Leven en werk van Ria de Korte 1901-1988; Links-socialiste, schoonheidsverzorgster, pleitster vor seksuele hervorming. Tweede druk (Hamilton ON 2022)

 

All rights reserved