Addition

Naatje Oberstein, de angst werd fataal.

Naatje Oberstein woonde in Rotterdam en stierf in 1943 volgens de overlevering van angst. Haar protestantse schoonfamilie hielp waar het kon.

Naatje Oberstein, Joodse in Rotterdam (1898-1943), echtgenote van Bas Kammeraad (1889-1948).
Naatje Oberstein, in onze familie tante Anna genoemd, huwde op 12-7-1916 met de broer van mijn grootmoeder Bastiaan (ome Bas) Kammeraad (1889-1948). Anna en Bastiaan woonden in de Volmarijnstraat 32a in Rotterdam. Ome Bas werkte als kleermaker en deed dat nog in de traditionele kleermakerszit met gekruiste benen op tafel zo vertelde mijn tante Jannie van Putten-Visser tijdens een gesprek enkele jaren geleden.
Naatje was de dochter van de in 1854 in Wolena in Polen geboren Gersen Oberstein en diens vrouw Pesse Cappe. Pesse werd op 12 maart 1861 ook in Wolena geboren en overleed daar voor de oorlog op 19 februari 1931. In het gezin waren volgens de bevolkingskaart van de gemeente Rotterdam negen kinderen. Gersen vestigde zich in Rotterdam als boekdrukker, zijn zoon Samson werkte later ook als boekdrukker. Er bevond zich aan het Stroveer, vanaf de Rechter Rottekade uit het oosten gezien, een handelsdrukkerij G. Oberstein. Wellicht het bedrijf van Gersen.
Uit de gegevens van het digitaal Joods monument blijkt dat Gerson op 15 0ktober 1942 in Auschwitz om het leven kwam. Tenminste vijf van de negen kinderen uit het gezin kwamen om het leven in de concentratiekampen Auschwitz, Mauthausen en Sobibor.
In de Tweede Wereldoorlog moesten alle Joden vanaf zes jaar, dus ook Anna, vanaf eind april 1942 de Jodenster dragen. De ster moest zichtbaar op de kleding zijn genaaid. Het zorgde naast de vernedering ook voor veel angst. In de protestantse familie van haar echtgenoot was het huwelijk niet onomstreden. Het twee geloven op één kussen daar slaapt de duivel tussen, zal zeker wel zijn gedacht en misschien ook uitgesproken. Naadje werd uiteindelijk liefdevol opgevangen en gedurende de oorlogsjaren ontving zij ook concrete steun uit haar schoonfamilie. Mijn tante Jannie Visser- van Putten heeft verschillende keren bij haar geslapen als Anna alleen was, omdat haar man weg moest en de angst voor razzia's groot was. Ook Ria Roos, mijn moeder Dirkje van der Burgh en tante (Elisabeth) Bets zorgden voor haar. Aan de laatste werd in het naoorlogse testament van Bas Kammeraad honderd gulden gelegateerd als dank voor de steun in de oorlogsjaren. Waarschijnlijk bedoeld voor het gezin, maar aan Bets toegeschreven.
Anna is volgens de verhalen uit de familie in het derde oorlogsjaar van angst gestorven. De Duitse dreiging voor de Joodse inwoners was groot en de angst nam steeds meer toe. Anna durfde nog nauwelijks de straat op.
Ik heb de gegevens van tante Anna toe kunnen voegen aan het Digitaal Joods Monument. Ook tante Anna was uiteindelijk slachtoffer van de tweede wereldoorlog.

All rights reserved