Verhaal

Uit het leven van mijn moeder (1906-1995) 2. NEDERLAND

Na de machtsovername van Hitler in 1933 besloot mijn moeder Duitsland te ontvluchten en kwam naar Amsterdam. Ze zei, de Duitsers kennende dat ze wist wat ons boven het hoofd hing: „die bringen uns alle um“, maar stuitte toen op ongeloof. Zij vond onderkomen bij de familie Röttgen in de Ruydaelstraat in Amsterdam. Die hadden een boekhandel en vormden zo de schakel tussen mijn moeder en mijn vader Salomon Munnikendam, die zij door Ab van West – die ook in boeken zat - had leren kennen. Dat de verloving zo snel na hun kennismaking plaats vond was begrijpelijk, want “het was vlam in de pan”. Zo heeft ze het ook altijd gezegd. In Januari 1934 verloofden zij zich en in October van dat jaar stonden zij onder de choepa van de sjoel in Wattenscheid, waar Levy Spiero ook in het bestuur zat.

Nadat mijn ouders getrouwd waren, gingen zij in de Lomanstraat 2 3-hoog in Amsterdam wonen, waar ik in September 1938 werd geboren. Niet lang daarna vond op 9 November 1938 de Kristallnacht plaats, waarbij toen ook de sjoel, waar mijn ouders hun choepa gekregen hadden, in vlammen opging.

Mijn ouders hadden al besloten om oma Spiero in huis te nemen. Zij was sinds 1937 weduwe geworden en los van alle verschrikkingen van de laatste jaren, was zij iemand die erg getraumatiseerd was door het verlies van haar drie kinderen Paul, Rudolf en Walter. Paul stierf op jonge leeftijd in 1897 door difterie en Rudolf en Walter sneuvelden in 1918 als soldaat in de Eerste Wereldoorlog. Twee briljante gymasiasten van 18 en 19 jaar oud. Daar is zij nooit overheen gekomen en dat was tevens de reden dat zij toen mijn moeder als ±14-jarige (pleeg)dochter in huis genomen hebben.

Mijn vader was sergeant in het Nederlandse leger en wij moesten na de mobilisatie verhuizen naar de Prins Bernhardlaan in Weesp. Daar lag zijn regiment.Toen de oorlog uibrak mocht oma Spiero als Duits staatsburger niet in het gebied van de waterlinie blijven. Ze werd als staatsgevaarlijk gezien…..

Mijn moeder oma en ik moesten per taxi terug naar Amsterdam waar we via een logeeradres in de Valeriusstraat op 5 Juni 1940 eindelijk in de Haarlemmermeerstraat 90 II belanden. Na de capitulatie kwam mijn vader ook weer terug.