In Memoriam

Verhaal -

Jakob Emanuel wordt geboren in 1876 als zoon van koopman Jeremias Emanuel en Röschen Neuhaus. Het gezin
woont enkele jaren in Fulda, de geboorteplaats van Jakob. Naast Jakob bestaat het gezin voor zover bekend uit
nog drie zonen en zeven dochters.

Van alle kinderen overleven Lina Emanuel en Mathilde Löwenthal-Emanuel de oorlog, zus Recha Auerbach-Emanuel sterft in het getto van Riga, de hoofdstad van Letland.

In 1887 verhuist Jakob met zijn ouders vanuit Fulda naar Frankfurt am Main. In totaal telt het gezin dan acht
kinderen. Vier van hen worden niet in Frankfurt am Main geregistreerd, wat aannemelijk maakt dat zij toen óf
reeds overleden waren óf bijvoorbeeld bij familie woonden; allen waren op dat moment te jong om zelfstandig
een bestaan te kunnen opbouwen.

In 1916 overlijdt de moeder van Jakob. Vier dagen nadat Duitsland officieel tekent dat het de Grote Oorlog heeft
verloren, verhuist Jakob naar Berlijn (15 november 1918). In mei 1921 komt zijn zus Recha ook naar Berlijn.
Jakob is weduwnaar van Toni Rawicz, verdere gegevens over dit huwelijk zijn onbekend gebleven. Jakob woont in ieder geval vanaf 1921 aan de Alte Jakobstrasse 144 in Berlijn. Hij is ‘fabrikant van lederwaren’.

Als Jakob in 1922 met Judik Weijl trouwt, is ook zijn vader inmiddels overleden.

Judik Weijl wordt geboren in 1880 als dochter uit het huwelijk van Jacob Weijl en Saartje Pierot. Naast dit kind
krijgt het echtpaar nog vier kinderen: Salomo (1881), Simon (1884) en de tweeling Isaac en Maria (1887). Salomo overlijdt na vijf maanden en Isaac wordt nog geen drie weken oud. Zus Maria overlijdt in 1925 en broer Simon wordt in 1942 in Auschwitz omgebracht.

De ouders van Judik overlijden in respectievelijk 1912 en 1905.
Judik woont in haar geboortestad Rotterdam, Leeuwenstraat nummer 24. Haar vader is banketbakker (confiseur) en ondersteunt de plaatselijke brandweer in de rol van brandspuitmeester.
Simon, de broer van Judik, sticht een gezin op een eigen woonadres maar verhuist op een dag naar het adres waar Judik op dat moment ook nog woont, vermoedelijk aansluitend op de dood van hun vader in 1912.
Jakob en Judik trouwen op 9 augustus 1922. De plechtigheid vindt plaats in Rotterdam. Jakob is 45 en Judik drie
jaar jonger. Zij emigreert naar Duitsland en gaat wonen op het adres van haar man: Alte Jakobstrasse 144, Berlijn.

Ook Mathilde woont hier, de zus van Jakob. Mathilde emigreert begin jaren dertig naar Nederland (in
verschillende registraties worden afwisselend 1932 en 1934 als jaartal genoemd). Ze gaat wonen op het adres:
Sophiapark 4 (nu: Sophiaplein 62/88). Dit is het woonadres van haar zus Lina en haar gezin.
In november 1933 verlaat Judith Duitsland en keert voor korte tijd terug op het adres van haar broer in
Rotterdam. Begin februari 1934 komt Judik naar Apeldoorn, ook zij trekt in op het adres Sophiapark 4. Zeven
weken later komt ook Jakob naar dit adres, hij wordt geregistreerd als koopman.
Op een registratiekaart van de

plaatselijke Joodse Raad wordt Jakob genoemd als vertegenwoordiger van een lederwarenfabrikant. Opvallend
genoeg staat op documenten die gemeente Apeldoorn in opdracht van de nazi’s heeft opgesteld, dat het echtpaar in september 1935 vanuit Rotterdam is binnengekomen. Op een lokale lijst met de titel ‘Opgave van niet-Arische vreemdelingen in Nederland’ staat over Jakob beschreven: ‘Verklaart Duitschland te hebben verlaten in verband met het feit, dat zijn vrouw vóór haar huwelijk de Nederlandse nationaliteit bezat en deze zich gaarne weer in Nederland wilde vestigen. En: ‘Voorziet in het onderhoud van zich en zijn gezin door den verkoop van foto- en filmtasschen’. Dit verwijst vermoedelijk naar het leer dat in andere documenten wordt genoemd.

Judik wordt voor zover bekend eenmaal genoemd in een krant uit oktober 1934, ze presenteert zich als
‘agentesse’ van een onderneming uit Amsterdam. De zaak richt zich op het leveren van stof waarop het door de
klant gekozen patroon al is aangebracht; dit bespaart de klant enerzijds tijd ten opzichte van zelf uittekenen van de patronen en anderzijds bespaart het geld voor hen die anders kleding zouden kopen. In een andere advertentie wordt gesteld dat deze manier van kleding maken de klant tot 60 procent aan kosten kan besparen, er wordt verwezen naar een demonstratie in ‘De Poort van Kleef’. Er worden geen gegevens genoemd die rechtstreeks naar Judik verwijzen, maar deze advertentie is binnen enkele weken na de eerste geplaatst, wat duidt op de betrokkenheid van Judik. In haar vrije tijd bezoekt Judik de Nederlands-Israëlitische damesvereniging ‘Ateres Nosjiem’.

Op 25 juni 1940 ‘worden door ambtenaren van de Sicherheitspolizei tien mannelijke Joodsche ingezetenen dezer
gemeente in bewaring gesteld’. Neef Tobias wordt opgepakt in zijn woning, omdat in dit een huis een Duitse
vluchteling is gevonden. Het rapport beschrijft dat Tobias ‘samenwoont met één der gearresteerde Duitsche Joden. Gebleken is dat dit verhoor betrof een onderzoek naar het paspoort, de politieke antecedenten en de
bestaansmiddelen dezer ingezetenen’. Mogelijk wordt hier zijn oom Jakob Emanuel mee bedoelt, hij behoort
namelijk ook tot de groep arrestanten. Van de tien Joodse dorpelingen worden er in de loop van de dag acht
vrijgelaten, Jozef Hirsch (1887-1944) en Berthold Krebs (1913-1945) blijven nog in hechtenis. Een van de andere personen op het lijstje is ene ‘Schäfer’, genoemd zonder voornaam of initiaal. Het is daarom niet met zekerheid vast te stellen om wie het gaat; de context maakt duidelijk dat dit om Oskar of zijn zoon Walter moet gaan.

Half januari 1941 steekt Jakob zijn kolenkaart per ongeluk in de brand. Uit de melding die hij bij de politie hierover doet, lijkt het erop dat deze kaart tussen papieren lag die hij in de kachel heeft gestopt om daarmee warmte te genereren. De directe buurman van Jakob en Judik is landschapsarchitect Kees Cornelis van Nes. Hij ontvangt 3.000 gulden (omgerekend naar het heden ruim 22.284 euro) van Jakob, Hij getuigt na de oorlog: ‘Ik had destijds dat geld van J. Emanuel in bewaring ontvangen met de afspraak dat ik er mee kon doen, wat ik wilde, als het maar niet in handen der Duitsers zou vallen’. Elders schrijft Van Nes: ‘Er werd mij gevraagd om het geld aan de familie af te geven voor het geval hij en zijn vrouw niet zouden terugkeeren na den oorlog’. Wat vermoedelijk bij het eerste citaat wordt bedoeld is dat hij het geld kon gebruiken, zolang het volledige bedrag na de oorlog weer opvraagbaar was.

In de nacht van 17 op 18 november 1942 vinden er in Gelderland in verschillende plaatsen grote razzia’s plaats. In Apeldoorn wordt een onbekend aantal Joden uit hun huizen gehaald en lopend naar het plaatselijke treinstation geleid. Een andere bron vermeldt wel een aantal en spreekt over 67 opgepakte Joden. Van daaruit worden ze per trein naar Kamp Westerbork gedeporteerd. Onder hen zijn Jakob en Judik. Zij worden op 18 november 1942 in Kamp Westerbork geregistreerd.

Op dinsdag 24 november 1942 wordt het echtpaar Emanuel-Weijl, samen met 707 anderen, met transport 38 naar Auschwitz gedeporteerd. De trein komt op vrijdag 27 november 1942 aan op het treinstation van Auschwitz. Jakob en Judik worden meteen na aankomst in het vernietigingskamp om het leven gebracht.

Al in de zomer van 1945 is eerdergenoemde buurman Van Nes actief bezig om de 3.000 gulden terug te geven aan de zus van Jakob, Lina Elzas-Emanuel, die als enige bewoonster van het adres de oorlog heeft overleefd. Het wordt ook duidelijk hóe Lina de oorlog overleefd heeft: ‘Mevrouw Elzas heeft alles verloren: man, 4 kinderen, huis en inboedel. En van de 9 mensen op de Sophiapark 4 is zij alleen overgebleven. Onze dochter heeft haar meegenomen op de dag, dat zij zich bij de bezetter moest melden. Mijn schoonzoon, D. Folmer, die ook in het verzet gevallen is, heeft voor haar gezorgd’. Het betreft Theodora (‘Doortje’) Folmer-van Nes en haar man Dirk Willem Folmer. Dirk Willem Folmer wordt in december 1940 gearresteerd, ingesloten in ‘Het Oranjehotel’ en vervolgens overgeplaatst naar Kamp Amersfoort, waar hij een dagboek bijhoudt. Op 29 mei 1942 weet hij te ontsnappen, en daarbij zijn manuscript mee te nemen. Hij duikt onder, maar wordt in 1944 opnieuw gearresteerd en overleeft de oorlog niet.

Het geld wordt in de zomer van 1945 verdeeld over Lina en overlevende familieleden van Judik.

5 april 2025

Copyrights: Naamsvermelding CC BY Naamsvermelding-NietCommercieel CC BY-NC Delen