Verhaal

In Memoriam

1939-1942

Als administrateur krijgt Bension Levie er in februari 1939 een belangrijke taak bij, namelijk de luchtbescherming in het geval van een bombardement door nazi-Duitsland op Apeldoorn. De Nieuwe Apeldoornsche Courant geeft een inkijkje in de actualiteit van begin 1939: Luchtbescherming in het Apeldoornsche Bosch. Teneinde in tijden van luchtgevaar personeel en omwonenden te beschermen, hebben verscheidene groote bedrijven reeds maatregelen genomen. Ook het bestuur van het Apeld. Bosch heeft gemeend hierin niet achter te moeten blijven. In overleg met de plaatselijke deskundigen wordt hiertoe een organisatie in het leven geroepen, welke, gezien het bijzondere karakter van deze inrichting, geheel op eigen krachten zal moeten steunen. De uitvoering hiervan staat onder leiding van den heer Hes, administrateur, en van Dr. Speijer voor het medische gedeelte. Laatstgenoemde heeft op j.l. maandag voor alle leden van het personeel een causerie [lees: een luchtige lezing] gehouden, waarin hij de beteekenis van luchtbescherming in het algemeen uiteenzette en tevens wees op de voor deze inrichting speciale moeilijkheden. Er zullen vluchtruimten en gasontsmettingsposten worden ingericht met de beschikbare middelen. Uit het personeel zullen een hulpcolonne en brandweerploeg worden geformeerd. Verder zal een speciale opleiding voor verpleging van gaszieken en E.H.B.O. worden gegeven. De genoemde causerie was bedoeld als inleiding, waarna ieder personeelslid zijn taak zal krijgen toegewezen en met de geregelde oefening zal worden aangevangen.

Niet alleen Bension Levie, of het Apeldoornsche Bosch is hier druk mee, ook in het dorp Apeldoorn krijgt het onderwerp de nodige aandacht: de Gemeentelijke Luchtbeschermingsdienst zet alles op alles om de inwoners te informeren en probeert 3.000 vrijwilligers te vinden om alle ‘vacatures’ te vullen. De doelstelling is om met een ‘drieploegenstelsel’ te werken van elk duizend man sterk. In september 1939 zijn er nog maar 1.100 van de 3.000 plekken opgevuld. Vrijwilligers van een wijkcommissie brengen huisbezoeken; elk huishouden wordt geïnformeerd en opgeroepen om de cursussen gezinsbescherming en E.H.B.O. te gaan volgen. Er worden ook verduisteringsoefeningen gehouden in Apeldoorn, waarbij de bevolking wordt opgeroepen die oefening perfect uit te voeren, onder het motto: Een verduistering die geen 100% is, is geen verduistering. In elk paviljoen van het Apeldoornsche Bosch worden ruimtes aangewezen, waar je bij een (naderende) luchtaanval kan schuilen, en bij de ramen worden zandzakken geplaatst. Er worden transport- en ontsmettingsploegen samengesteld en elke afdeling heeft een koffer met injecties om in een situatie waarin men moet schuilen, onrustige patiënten te kunnen sederen.

In september 1939 vertrekt Bension Levie’s dochter Jetty naar Amsterdam. Daar gaat ze wonen bij haar oom Abraham Daniel Delaville (1888-1943) en tante Catharina Rebecca Delaville-Hes (1893-1943). In de eerste weken van de oorlog, na de overgave van Nederland, keert ze weer terug naar haar ouders en haar zus. 

Zo’n drie maanden nadat nazi-Duitsland Polen is binnengevallen, eind november 1939, vormen Bension Levie, Henriëtte Hoogstraal-de Haan en geneesheer-directeur Kat en enkele anderen het voorbereidende bestuur voor de plaatselijke afdeling van de vereniging ‘Voor Volkenbond en Vrede’. De oprichting van een Volkenbond is onderdeel van het in 1919 gesloten Verdrag van Versaille, waarmee de Eerste Wereldoorlog formeel werd beëindigd en Duitsland zich overgaf. De Volkenbond verwelkomt Duitsland (pas) in 1925 als permanent lid, maar zodra Hitler aan de macht is stapt hij uit de samenwerking: Hitler is het niet eens met de beperkingen die aan het leger van Duitsland zijn opgelegd. De bond blijkt niet in staat de herbewapening van Duitsland een halt toe te roepen, onder andere omdat de bond geen eigen strijdkracht heeft en nazi-Duitsland onder andere het Rijnland bezet, terwijl dit onder het verdrag van Versaille een gedematerialiseerde zone moest blijven.

In 1941 wordt Bension Levie aangesteld als hoofdvertegenwoordiger van de afdeling Apeldoorn van de Joodse Raad. Dat is niet alleen een zeer verantwoordelijke, administratieve functie, maar bovendien ook een uiterst gevoelige; hij wordt (mede)verantwoordelijk voor de beslissing welke personen geschikt zijn voor werkverschaffingsprojecten in Nederland en later ook wie in aanmerking komt voor een ‘werkkamp in het Oosten’. De aanleiding voor zijn aanstelling is waarschijnlijk zijn ervaring als administrateur van het Apeldoornsche Bosch en zijn zakelijke netwerk, dat zich deels ook bevond in Amsterdam, waar de inrichting statutair is gevestigd, als onderdeel van het CIK. In oktober 1941 is in Apeldoorn de eerste razzia ophanden. Een of een aantal agenten laten enkele namen uitlekken van Joodse mannen, die opgepakt zouden worden door de Apeldoornse politie, die de razzia’s in opdracht van de nazi’s uitvoert. Verpleger Sieg van Buuren duikt om die reden onder. Na de oorlog verklaart hij, dat hij twee maanden na het begin van zijn onderduik, via Bension Levie te horen krijgt dat de Duitsers hebben toegezegd het Apeldoornsche Bosch met rust te laten, en ook dat een terugkeer naar de werkvloer noodzakelijk is, omdat doorbetaling van het salaris anders in gevaar komt.

In deze periode is Bension Levie ook nog penningmeester van de kerkenraad. Gedurende de oorlog zijn er grote inspanningen nodig om de begroting dekkend te krijgen. Daarnaast zijn er zorgen over de juistheid van de verzekering van het pand van de synagoge, nadat dit in de zomer van 1941 door nazi-sympathisanten in brand is gestoken.

Levie kampt met gezondheidsproblemen, in juli 1942 wordt hij opgenomen in het plaatselijke ziekenhuis. Een bewaard gebleven nota vermeldt een opnameduur van 12 dagen, het is niet zeker of Bension Levie daarna uit het ziekenhuis is ontslagen of dat de nota een periode-afrekening is.

Tijdens een nachtdienst schrijft dochter Jetty een brief aan haar vader, waarin ze vraagt hoe het gaat en of hij nog veel pijn heeft. Jetty vertelt hem dat ze haar nachtdiensten steeds leuker begint te vinden, wel beperkt het haar bezoek aan hem, want ze slaapt dan overdag. Ze schrijft hem ook dat ze het jammer vindt dat ze door haar diensten na acht uur ‘s avonds niet meer zo vaak thuis bij haar moeder kan zijn.