Verhaal

In Memoriam II

In haar vrije tijd bezoekt Sara de Nederlands Israëlitische damesvereniging ‘Ateres Nosjiem’. In de zomer van 1921 treedt ze opnieuw in dienst bij het Apeldoornsche Bosch, haar aanvangssalaris bedraagt 44 gulden per week. Ze klimt op van 1e verpleegkundige tot hoofdverpleegkundige.

Salomon is politiek actief bij de Sociaal-Democratische Arbeiders Partij (S.D.A.P., de voorloper van de PvdA). In 1923 staat hij op de vijftiende en laatste plaats van de kandidatenlijst voor de gemeenteraadsverkiezingen van de afdeling Apeldoorn. De eerder genoemde Henriëtte Hoogstraal-de Haan is de eerste vrouw die voor de S.D.A.P. in de gemeenteraad zit.

Salomon is lid van de Centrale Nederlandse Ambtenaren Bond (de CNAB), (deels ook) als voorzitter van de afdeling ‘Het Apeldoornsche Bosch’. In deze hoedanigheid is hij betrokken bij een conflict tussen de CNAB, het Apeldoornsche Bosch en de psychiatrische inrichtingen in Zutphen en Deventer. De aanleiding van het conflict is niet volledig te reconstrueren. Het lijkt er op dat de CNAB (in het belang van de werknemers) periodiek overleg eist met de inrichtingen (de werkgevers), maar dat hier geen gehoor aan wordt gegeven. Een krant publiceert: ‘dat het eenige motief voor de houding der genoemde besturen is, dat zij niet met de organisatie overleg willen plegen. Spr. [Spreker] deelde daarna mede, dat de organisatie den strijd zal blijven voeren totdat de erkenning der organisatie zal zijn afgedwongen en het personeel een behoorlijke rechtspositie heeft verkregen’.

Het CNAB verwijt de inrichting niet te willen meewerken aan het oplossen van het conflict, anders hadden zij, volgens de bond, wel het aanbod geaccepteerd om samen met de bemiddelaar, beschikbaar gesteld door het ministerie van Binnenlandse Zaken & Landbouw, om tafel te gaan.

Behalve de lokale kranten besteden ook De Zutphensche Courant, Het Vaderland en De Nieuwe Rotterdamsche Courant aandacht aan dit conflict.

Salomon wordt door zijn werkgever, het Apeldoornsche Bosch, ontslagen. De exacte omstandigheden van het ontslag zijn niet met zekerheid te reconstrueren. Het CNAB lijkt van mening te zijn, dat het Apeldoornsche Bosch met Salomons ontslag het signaal wil afgeven: protest tegen het beleid van de werkgever kost je je baan.

De Nieuwe Rotterdamsche Courant publiceert er als volgt over: Want hij [Eckstein] is ontslagen niet, omdat hij een slecht verpleger is, maar omdat hij strijder voor den bond is. En ook moreel kan Eckstein rekenen op den volledigen steun van de bond (krachtig applaus). De bond besluit om Salomon financieel te compenseren nu hij zijn baan kwijt is. Zelf reageert Salomon ook: De heer Eckstein verklaarde, dat hij dankbaar en verrast was door de bewijzen van sympathie hem door het congres bewezen. Hij heeft geen oogenblik in zorg verkeerd wat zijn financiële positie betreft en wekte de leden op de actie krachtig te blijven voeren.

Een fragment van de openingsrede van een vergadering van het CNAB dat door Het Volk - de latere krant Het Vrije Volk - wordt gepubliceerd, maakt de houding van de bond duidelijk: Spr. bracht speciaal dank aan Eckstein, den ontslagen voorzitter der afdeeling ,,Apeldoornsche Bosch", die zonder recht van verweer op straat werd gesmeten.

Het ontslag zorgt ervoor dat het echtpaar, in dezelfde straat, verhuist naar het huis op nummer 2 II. Hun vroegere huis op nummer 161 hoort namelijk bij het Apeldoornsche Bosch.

Salomon en Sara krijgen in 1929 een zoon, die ze Harry noemen. Harry leert de universele taal Esperanto van zijn vader die hier les in geeft, en behaalt op elfjarige leeftijd zijn diploma. Als de oorlog uitbreekt, woont Harry niet meer in Apeldoorn. Dankzij diverse onderduikadressen heeft hij de oorlog kunnen overleven. Bij elke verandering van onderduikadres neemt hij zijn studieboeken mee. Na de oorlog wordt hij eerst arts en vervolgens chirurg.

Salomon spreekt in december 1932 tijdens een bijeenkomst van de Esperantisten in Apeldoorn. Hij roept het aanwezige publiek op om in augustus 1933 naar Keulen te gaan voor het eerst volgende Esperantocongres. Hij voegt er aan toe dat er in Keulen veel te zien is dat de moeite waard is en besluit met de welbekende zin: ‘Want Keulen en Aken zijn niet in één dag gebouwd’.

In 1933 is het echtpaar in campagnetijd één van de coördinatoren van de S.D.A.P., de partij die een advertentie in de krant plaatst met het aanbod om de “Kiezers, die op de S.D.A.P. wenschen te stemmen, doch door ziekte of hulpbehoevendheid niet naar het stembureau kunnen loopen” per auto naar het stemlokaal te brengen.

In mei 1935 keert Salomon, ondanks zijn eerdere conflict en ontslag, terug bij het Apeldoornsche Bosch. Hij gaat er als boekhouder werken; het lijkt er op dat hij in de jaren hiervoor de studie tot boekhouder heeft gevolgd. In datzelfde jaar laten Salomon en Sara een huis aan Osseveldweg 16 bouwen.

Op de registratiekaart van de Joodse Raad wordt Salomon omschreven als een bruikbare kracht, waarbij zijn gezondheidstoestand als ‘matig’ wordt gekwalificeerd. Sara wordt op haar kaart omschreven als ‘een goede verpleegster, die leiding kan geven’. Haar gezondheidstoestand wordt omschreven als ‘goed’. Beiden krijgen een ‘Sperre’ toegewezen.

In de loop van 1942 verlaten verschillende Apeldoornse Joden hun eigen woning om op het terrein van het Apeldoornsche Bosch te gaan wonen. Volgens hun personeelsdossiers doen Salomon en Sara dat op 24 december 1942 ook. Dit past in de gegevens van de zogenaamde Verkaufbücher, daaruit blijkt dat hun woning is onteigend; In december 1942 wordt het onteigende pand aan de Osseveldweg op grond van naziwetgeving ‘voorlopig verkocht’ voor slechts 5000 gulden, wat nu een bedrag zou zijn van 31.850 euro. De definitieve ‘verkoopdatum’ is geregistreerd in 1943. Na de oorlog verklaren buurtbewoners dat het huis van Salomon en Sara door Duitsers bewoond is geweest.

Op 19 januari 1943 worden zeker tachtig nieuwe Apeldoornse Joden op het terrein van het Apeldoornsche Bosch geïnterneerd. Onder hen zijn de zus van Salomon, Perlina van Praag-Eckstein, en haar zoon David. Van daaruit worden zij alle vier op 22 januari 1943 in een reguliere personentrein naar Kamp Westerbork gedeporteerd.

Op dinsdag 2 februari 1943 vertrekt uit het kamp transport 48, met als eindbestemming vernietigingskamp Auschwitz. Het transport telt 890 gedeporteerden, Salomon en Sara zitten in één van de negentien wagons. Op 5 februari 1943 komt het transport aan op het treinstation van Auschwitz. Het echtpaar behoort niet tot de honderd gedeporteerden die ter plaatse voor dwangarbeid worden geselecteerd. Ze worden door de SS te oud en te zwak bevonden. Salomon en Sara worden direct naar de gaskamer gestuurd en daar om het leven gebracht.

Bronnen: Verwanten van het echtpaar Eckstein, Delpher (gedigitaliseerde Nederlandse historische kranten), Afdeling ‘Naam & Gezicht’ van het herinneringscentrum Kamp Westerbork, CODA Archief Apeldoorn, Digitaal Joods Monument, Erica adresboek van Apeldoorn, het Gelders Archief, ITS Archiv Bad Arolsen (International Tracing Service), het boek ‘In Memoriam’ door Guus Luijters en Yad Vashem.

4 juli 2022