Verhaal

Gerda Salomea Geofriede Lipski

Door: Willem Snel

Gerda Salomea Geofriede Lipski

Geboren: Thorn/Toruń, Polen, 3 mei 1919.

Vermoord: Sobibor, Polen, 20 maart 1943.

Ouders:

Vader: Adolf Lipski, geb. Thorn/Toruń, (huidig Polen) 17 maart 1875, koopman.

Moeder: Nanni/Nanny Gerson, geb. Wongrowitz (huidig Polen) 12 juli 1888.

Allebei op transport vanuit Berlijn naar het ghetto van Warschau op 2 april 1942, aankomst aldaar op 5 april 1942. Hij was 67 jaar en zij 55. Ze werden “arbeitsfähig” vermeld op de transportlijst. Het ghetto was toen al overbevolkt. Zij bezweken òf in het ghetto, òf werden van daaruit afgevoerd naar een vernietigingskamp. In september 1942 bijvoorbeeld, voerden de Nazi’s massadeportaties uit naar Treblinka; (ca. 265.000 mensen).

Broer en zus:

1. Helmuth Lipski, geb. Toruń 15 december 1911, opgepakt in de Nollendorfstraße 16 Berlijn. Gedeporteerd op 9 december 1942 naar Auschwitz.

2. Cilli Lipski, geb. Toruń 6 mei 1914, in 1933 gevlucht naar Palestina, gehuwd met Cohen, haar voornaam aldaar is Tova. Schrijft op 19 augustus 1939 aan haar ouders en broer in Duitsland dat er voor hen weinig hoop is om naar Palestina te komen. (Bron: “German Reich, Vol. 2, 1938-August 1939” door Susanne Helm).

 

Gerda:

1919, 3 mei - Geboren in Toruń (huidig Polen, Duitse naam: Thorn).

?? Gezin verhuisde gedwongen naar Berlijn: Westfälische Straße 31 en 41. (wijk Wilmersdorf).

1937 Gezin verhuisde naar Salzbrunnerstrasse 44 Berlijn-Wilmersdorf.

1938, 6 december - Woont nog bij ouders - Salzbrunner Strasse 44 Berlijn (onderhuur-adres). Recht tegenover ‘Evangelisches Gymnasium zum Grauen Kloster’. In deze straat werden door leerlingen van het gymnasium op 10 mei 2017 bij huisnr. 44 ‘Stolpersteine’ gelegd voor Adolf Lipski, Nanny Gerson, Helmuth Lipski en Gerda Salomea Geofriede Lipski. 

1938, 9-10 november Kristallnacht.

december 1938 - mei 1939 - Gevlucht naar Nederland.

1939, 5 mei - Nieuwe Heerengracht 45 Amsterdam (20 jr. oud).

1939, 28 juni - Van Ostadelaan 74 Naarden.

1939, 1 oktober - Weesperplein 1 Amsterdam.

1939, 1 december - Opgenomen in Burgerlijk Register Amsterdam, beroep: hulp in de huishouding

1941, 18 september - Persoonsbewijs uitgegeven: nr. 10423.

1942, 7 juli - Gesperrt (vrijgesteld) wegens werk als hulp in de Joodse Invalide, Weesperplein 1 Amsterdam (Joodse Raad). Joodse Invalide was een bejaardentehuis voor Joodse bejaarden en gehandicapten. Beroep aldaar: “Werkmeisje”.

1943, 1 maart - Ontruiming door Nazi’s van de Joodse Invalide (verpleegden en personeel). Dit ging met veel geweld gepaard. Lou de Jong schrijft hierover: “Kisch zag hoe bejaarde patiënten de trappen afgesmeten werden”.

1943, 2 maart - Geregistreerd in kamp Westerbork, barak 68 (woonbarak), 23 jr. oud.

1943, 4 maart - Een verzoek (formulier) ingediend om te mogen telegraferen.

1943, 6 maart - Heeft 4 bewijsstukken beteffende haar hachsjara. (Palestinalijst).

De Hachsjara was de opleiding voor het leven in Palestina en was gericht op het leven in een landbouwkolonie. Deze opleiding werd georganiseerd door de JCB, Joodse Centrale voor Beroepsopleiding. Vanaf mei 1940 werd het onmogelijk om te emigreren naar Palestina, ook voor de jongeren die al een Palestina-pas hadden.

1943, 8 maart - Telegraferen naar Palestina is onmogelijk. Bewijsstukken voor Palestina zijn onvoldoende.

1943, 17 maart - Deportatie van Westerbork naar Sobibor. Dit was het derde transport vanuit Westerbork. Aan boord waren 964 gedeporteerden.

Uit dit transport was er na de oorlog één overlevende, de Groninger Elie Cohen. Hij schreef in 1947 over de aankomst in Sobibor: “Het was midden in de nacht en het eerste wat wij hoorden, was een geweldig geschreeuw van die moffen. De mannen werden direct gescheiden van de vrouwen en kinderen”.

De grote stukken bagage moesten achtergelaten worden op het perron. Kapo’s voerden de mensen naar het kamp, onder het toeziend oog van SS’ers met machinegeweren.

Op het treinplatform werden jonge, fitte mannen en vrouwen geselecteerd voor werk in en rond het kamp: kleermakers, kappers, sorteren van kleding, schoenen en bagage, keukenwerk, treinwagons schoonmaken, opruimen en schoonhouden van Lager II, verbranden van meegebrachte brieven, papieren en foto’s, openen van wagons bij aankomst, etc. Van deze groep gingen er ook mensen naar werkkampen in de omgeving.

“Zieke en invalide gevangenen werden op kiepkarretjes gehesen en over een smalspoor regelrecht naar Lager III gereden. Hier werden de kiepkarren uitgeladen en de slachtoffers doodgeschoten; de lijken werden in een enorme grafkuil geworpen.” (NB Vanaf herfst 1942 werden de lijken op roosters in de buitenlucht verbrand).

De resterende gevangenen moesten zich in Lager II uitkleden, na afgifte van handbagage en waardevolle zaken zoals trouwringen, kettinkjes, diamanten en oorbellen. De vrouwen en meisjes werden daarna in een barak kaalgeknipt.

Allen werden naakt over de “Himmelfahrtstrasse” -een afgeschermd pad van ca. 150 meter- de gaskamers van Lager III ingedreven, onder het voorwendsel daar te kunnen douchen. “Na een kwartier was het stil.” (Bron: sobiborinterviews.nl).

1943, 20 maart - Aankomst Sobibor, na drie dagen en nachten in de trein. Gerda werd op dezelfde dag of niet lang daarna vermoord op 23-jarige leeftijd.

In totaal “verdwenen” 250.000 mensen in Sobibor, alsof ze nooit hadden bestaan, mannen, vrouwen, kinderen.