Verhaal

In Memoriam

Elias (‘Eli’) en Rebecca (‘Betty’) Hortence Snuijf zijn kinderen van Jonas Mozes Elias Snuijf en Henriëtte Snuijf-Meijerson. Elias en Rebecca Hortence hebben een broer, die de oorlog overleeft. Op 8 mei 1922 verhuist het gezin Snuijf van Amsterdam naar Marialaan 35 in Apeldoorn. Deze straatnaam wordt na de oorlog, als eerbetoon aan de bevrijders, veranderd in Canadalaan. Het huisnummer voor dit pand is gelijk gebleven.

Jonas zet in het huis een lacto-laboratorium op. Het echtpaar heeft een groot sociaal netwerk, doktoren en ingenieurs maken daar ook deel van uit. Henriëtte is betrokken bij de vereniging ‘Lesameiag Hajeled’ (‘Om het kind te verblijden’). Het is een vereniging die de voogdij coördineert voor zowel moeilijk opvoedbare, als verstandelijk beperkte Joodse kinderen. Ze is aanwezig bij de vergaderingen en bezoekt kinderen die in het kindertehuis Paedagogium Achisomog van het Apeldoornsche Bosch zijn ondergebracht, of als pleegkind in een gezin worden opgenomen. In het laatste geval spreekt men van ‘gezinsverpleging’.

Op 8 januari 1940 komt Ingrid Gronowski (1928-1943) als pleegkind bij het gezin Snuijf inwonen. Zij is één van de vele Joodse kinderen die na de Kristallnacht in Duitsland door hun ouders naar het buitenland zijn gestuurd. Voor Ingrid is het gezin het vierde adres, waar ze verblijft. Haar vorige pleegouders menen dat Ingrids Kinderausweis (paspoort) in Amsterdam bij het Comité voor bijzondere Joodsche belangen is; Henriëtte vraagt het op bij het hoofdcommissariaat van de Utrechtse politie.

Henriëtte sterft in februari 1940 aan de gevolgen van een aandoening aan de alvleesklier. Ingrid woont na het overlijden van haar pleegmoeder nog tot juni bij het gezin. Haar volgende adres is Brinklaan 132, bij het Joodse gezin Hoogstraal. Daarna verblijft ze op nog twee andere adressen. Maar zij wordt aangehouden en gedeporteerd. Ingrid wordt in Sobibor om het leven gebracht.

In augustus 1941 komt Friedrich Leopold Leijden (1891-1944) enkele maanden bij het gezin Snuijf inwonen. Friedrich, een uit Duitsland afkomstige geograaf en diplomaat, verhuist hierna in Apeldoorn en gaat dan, enkele dagen voor de uiteindelijke ontruiming van het Apeldoornsche Bosch, terug naar zijn eerdere woonplaats Den Haag.

Elias Snuijf is tuinarchitect. Ook staat hij vermeld als tekenaar bij Publieke Werken (de gemeentelijke afdeling die zich bezighoudt met toezicht op en uitvoering van onder meer bouwwerken en bruggen).

Hij gaat bij een boer in De Wijk wonen, waarschijnlijk om als Jood minder op te vallen. Deze poging mislukt; hij wordt opgepakt en geïnterneerd in Kamp Westerbork. Zijn aankomstdatum in het kamp is onbekend.

Op maandag 24 augustus 1942 vertrekt een trein met veertien wagons uit het kamp met als eindbestemming Auschwitz. Elias is één van de 519 gedeporteerden. De volgende dag komt hij in Auschwitz aan. Elias wordt op donderdag 27 augustus 1942 om het leven gebracht.

Zijn zus Rebecca staat op een archiefkaart van Amsterdam eerst vermeld als studente zonder beroep, later als huishoudkundige en tenslotte als leerling-verpleegster. Er is bekend gebleven dat Rebecca op 6 november 1940 aangifte doet van diefstal van haar fiets in Amsterdam. Haar damesfiets, waar ze het merk niet van weet, is gestolen in de Reguliersdwarsstraat. Hij stond voor het pand van ‘Galeries-Modernes’. Ze heeft geen vermoeden wie de dader zou kunnen zijn.

Rebecca neemt allerlei voorzorgsmaatregelen om niet opgepakt te worden, zoals het dragen van een uniform en een pruik. Maar toch gebeurt dat, op de Ceintuurbaan in Amsterdam.

Op 7 augustus 1943 wordt ze in Kamp Westerbork geregistreerd. Op dinsdag 24 augustus 1943 wordt zij, met duizend anderen, naar Auschwitz gedeporteerd. De treinreis duurt twee dagen. Zij wordt op vrijdag 27 augustus 1943, exact een jaar na de dood van haar broer Elias, om het leven gebracht.

Gedurende de oorlog duiken de vader en de broer van Elias en Rebecca onder in Epe, bij een ouder, hervormd, echtpaar. Als het regent, schuilen er geregeld Duitse soldaten onder het dak van het vrijstaande huis. Hierdoor moeten de onderduikers zich soms urenlang, met opgetrokken knieën, binnen in het dak schuilhouden.

Tijdens zijn verblijf in De Wijk heeft Elias een paar keer contact gehad met zijn vader. Pas na de oorlog hoort deze dat zijn zoon Elias, en ook zijn dochter, de oorlog niet hebben overleefd.

Als de vader van Elias en Rebecca na de oorlog terugkeert in Apeldoorn, blijkt dat het huis in de Canadalaan helemaal is uitgewoond. Eerst door de Duitsers, die tijdens de oorlog het pand hebben gebruikt, en later door de Canadese bevrijders, die er hun hoofdkwartier in hadden gevestigd. Vader en zoon Snuijf nemen dan hun intrek in een leegstaand pand op nummer 31 in dezelfde straat.

Bronnen: Familieleden van Elias en Rebecca Hortence Snuijf, AlleDrenten.nl en stadsarchief Amsterdam. Afdeling ‘Naam & Gezicht’ van het herinneringscentrum Kamp Westerbork, CODA Archief Apeldoorn, Digitaal Joods Monument, Erica adresboek van Apeldoorn, het Gelders Archief, ITS Archiv Bad Arolsen (International Tracing Service), het boek ‘In Memoriam’ door Guus Luijters en Yad Vashem.

7 december 2021