Verhaal

Vluchtpoging via België mislukt

Rosa Samson-Weiss en haar volwassen zoon Rudolf waren reeds uit Duitsland naar Nederland gevlucht en hadden zich in Utrecht het hoofd boven water weten te houden door speelgoed te vervaardigen.

Op 17 augustus 1942 ontvangen beiden een deportatiebevel. Daarop verwijderen zij de Jodenster van hun kleding, halen hun spaargeld van de bank en vluchten op 18 augustus 1942 naar België.

Te voet steken zij de grens over en nemen de bus en de tram naar Brussel. Daar overhandigt een kennis hen valse papieren en het adres van een hotel waar ze kunnen verblijven. De volgende dag zal een vertrouwenspersoon hen per auto komen afhalen en over de Franse grens brengen.

Deze persoon werkt echter met de Duitsers samen en rijdt hen per direct naar de kantoren van het  Devisenschutzkommando. Ze worden daar door beambte Jaeschke gefouilleerd. Hun geld, postzegelverzameling en sieraden worden in belag genomen. Daarop worden ze naar de gevangenis
van de Wehrmacht in Brussel overgebracht en vervolgens aan de SD uitgeleverd.

Rosa en Rudolf Samson blijken door V-man nr. 193 verraden te zijn. Deze  ontving 10% van de waarde van de in beslag genomen bezittingen als beloning voor zijn ijver, d.w.z. ca. 41.000 Belgische Franken.

Op 10 oktober 1942 worden Rosa en Rudolf met Transport XIII vanuit Mechelen naar Auschwitz gedeporteerd. Zij overleefden de Shoah niet.

Transportlijst

Bron: boek "Die Shoah in Belgien" van de historica Insa Meinen blz. 96.

Vertaald en bewerkt door Carla Berkhout-Blond