Verhaal

De bakkersfamilie Weijl aan de Kloksteeg 3 in Leiden

3. Het Noodlottig Ongeval

Arie van de Nadort (1909-1945) in uniform. De foto is waarschijnlijk gemaakt toen hij in oktober 1939 opgeroepen was voor mobilisatie en in Utrecht gestationeerd was.

DE ROUWRANDEN VAN DE BEVRIJDING

Op vrijdag 19 november 1943 deed Mr. Louis Weijl in Den Haag een briefkaart op de bus die was geadresseerd aan de Weledele Heer A. van de Nadort, Tesselschadestraat 27a, Amsterdam. Louis schreef:

“Weledele Heer, Schikt het U Zondag- of Maandagmiddag of anders op een andere middag even bij mij te komen? Ik heb namelijk een schrijven uit Westerbork ontvangen, waarin naar U wordt verwezen. Indien ik van de Tram gebruik kon maken, zou ik naar U toe gekomen zijn. Ik mag echter niet Trammen en loopen is mij te ver. Het betreft rugzakken van iemand, die blijkbaar goed met U bekend is.”

CONTACT MET WESTERBORK

Louis was de oudste zoon van de Joodse bakkersfamilie Weijl uit de Leidse Kloksteeg. Samen met zijn niet-Joodse vrouw Gertrud Wittkus woonde hij in de Riouwstaat 210 in Den Haag. Tot 22 oktober 1941 mocht Louis als avocaat en procureur werken vanuit zijn kantoor aan de Leidse Apothekersdijk. Vanaf die dag werd het Joodse juristen niet langer toegestaan om zaken voor niet-Joden te behandelen. Louis zag zich gedwongen om zijn praktijk te sluiten. Zijn broer en vier zusters waren in de winter van 1942-‘43 opgepakt en vanuit Westerbork met onbekende bestemming op transport gesteld. Uit Louis’ boodschap valt af te leiden dat hij zijn ‘vrije’ tijd benutte om het contact te onderhouden tussen gedeporteerde Joden in Westerbork en het nog in 'vrijheid' levende thuisfront.

RETOUR AFZENDER

Toen Louis de briefkaart schreef, was het voor Joden verboden om te reizen, vandaar Louis’ verzoek aan Arie om bij hem thuis in Den Haag langs te komen.

Het is onwaarschijnlijk dat Louis Arie persoonlijk kende, want in dat geval had hij geweten dat Arie van de Nadort niet, zoals hij schreef, in de Tesselschadestraat in Amsterdam woonde, maar in de Leidse Tesselschadestraat. De kaart werd als onbestelbaar aangemerkt en retour afzender gestuurd.

BOEKHOUDER BIJ LOEB

Op het moment dat Louis de briefkaart schreef, was Arie van de Nadort 34 jaar oud en getrouwd met de 1 dag oudere Adriana Hannaart. Samen hadden ze een dochtertje van bijna 5 jaar oud: Elly. Arie werkte als gediplomeerd boekhouder voor verschillende middenstanders in de regio Leiden, waaronder voor de meubelwinkel van het Joodse gezin van Ernst en Jenny Loeb aan de Breestraat 161. Een bijzonderheid van de firma Loeb was, dat er – getuige de slagzin: “spreek met Loeb en ’t komt in orde” – op afbetaling kon worden gekocht waardoor de zaak veel geld had uitstaan bij klanten.

VERTROUWENSBAND

Al direct na de Duitse inval werd de familie Loeb mikpunt van intimidaties die door de bezetter en zijn nationaal-socialistische handlangers werden aangemoedigd. De etalageruiten van de winkel werden met biljetten met anti-Joodse leuzen beplakt. Onbekenden belden het nummer van de zaak om brandstichting of glasschade aan te kondigen. Dochter Grete Loeb, directiesecretaresse bij het Rijksmuseum van Oudheden werd – ondanks het verzet van de toenmalige directeur – vanwege haar Joods-zijn ontslagen.

Niet-Joden werd streng ontraden om nog langer diensten te verlenen aan Joden. In dat toenemend vijandige klimaat was het aannemelijk dat er een vertrouwensband groeide tussen Joden en anti-Duits gezinde niet-Joden. Arie van de Nadort behoorde tot de laatste groep.

MALAISE

Het eerste schriftelijke bewijs voor Arie’s openlijke kritiek op de haatzaaierij tegen Joodse stadsgenoten vond ik in de onlangs doorzoekbaar gemaakte database met rapporten van de Leidse politie in oorlogstijd. Op zaterdag 13 september 1941 staat genoteerd:

"Te 8 uur – Telefonisch bericht van den boekhouder der fa. Loeb, dat op de Breestraat voor de zaak is gekalkt: "Weg met de Joden" N.S.D.A.P. Hij is van meening dat dit opschrift door hun verwijderd mag worden. Geantwoord dat hiervan geen sprake kan zijn."

Dat de firma Loeb zelfs niet veilig was voor bedreigingen van binnenuit bleek, toen vader Ernst op woensdag 15 april 1942 in arrest werd gesteld nadat een kantoormedewerker met N.S.B.-sympathieën hem had aangegeven vanwege verboden wapenbezit: het ging daarbij om een dolkvormige briefopener. Na een detentie van twee weken in Scheveningen en een korte invrijheidstelling werd Ernst Loeb op maandag 20 juli 1942 definitief opgepakt en op transport gesteld om in Auschwitz te worden vermoord.

Het is niet waarschijnlijk dat de meubelzaak onder de toenemende repressie en de financiële malaise nog veel omzet boekte. De klanten die voor de oorlog op afbetaling hadden gekocht, hadden na het begin van oorlog weinig zin om hun gekochte waar af te betalen. Veel boekhoudkundig werk zal het Arie van de Nadort niet hebben opgeleverd. Desondanks bleef de band met de familie Loeb intact.

RAZZIA

Toen Arie hoorde, dat er op woensdag 17 maart 1943 een grote razzia op Leidse Joden zou plaatsvinden, haalde hij Grete Loeb, die als laatste gezinslid in de meubelwinkel was achtergebleven, op de Breestraat op, om haar mee naar zijn huis te nemen. Terwijl Grete haar tasje voor haar gele ster hield, zagen ze onderweg hoe andere Joden door de politie werden opgepakt. Diezelfde avond nog bracht Arie haar weer terug naar huis. Daar aangekomen zagen ze dat de huisdeur, die in de steeg om de hoek van de winkel zat, was geforceerd en dat er was ingebroken. Grete deed die nacht geen oog dicht en nam de volgende dag de trein naar Amsterdam waar haar broer en haar moeder verbleven. Om een kaartje te kunnen kopen moest ze de gele ster van haar jas afhalen. Ze stond doodsangsten uit.

RAADSEL

Terug naar de briefkaart. Of Louis na ontvangst van de retourgezonden briefkaart op een andere manier heeft geprobeerd contact te maken met Arie van de Nadort, en wat voor rol de rugzakken hebben gespeeld, is onbekend. Het lijdt geen twijfel dat Arie van de Nadort door zijn loyaliteit aan de familie en zijn kritiek op de anti-Joodse maatregelen op goede voet stond met de familie Loeb. De “iemand, die blijkbaar goed met U bekend is” waarover Louis schreef, was mogelijk Grete Loeb, die op zaterdag 4 september 1943 vanuit Westerbork naar Theresienstadt werd gedeporteerd. Zekerheid daarover zullen we niet meer krijgen, want het noodlot kwam tussenbeide.

ONHEIL

In de archieven stuitte ik pas weer op de naam ‘van de Nadort’ in een nummer van de Nieuwe Leidsche Courant, dat ruim een maand na de bevrijding verscheen. Op vrijdag 8 juni 1945 plaatste de krant het bericht van Arie’s overlijden ten gevolge van een 'noodlottig ongeval'. Waaruit dat noodlottig ongeval bestond, werd niet vermeld. Wederom een letterlijke greep uit de rapporten van de Leidse Politie van maandag 4 juni 1945:

“Te 12.30 uur – Geeft de politie te Oegstgeest kennis, dat aldaar te zes uur vijfenveertig is aangereden en gedood, Arie van den* Nadort, geboren te Leiden, 29** Juli 1909, wonende te Leiden, Tesselschadestraat 27a. Verzocht wordt de familie te waarschuwen. Is door agent Eling medegedeeld.”

* ‘den’ moet ‘de’ zijn ** ‘29’ moet ‘22’ zijn

VERSTOPPERTJE

Na een flinke zoektocht op het web kwam ik Arie’s inmiddels 82-jarige dochter Elly van der Kwaak-van de Nadort op het spoor. Een van de dingen die haar van de oorlogsjaren waren bijgebleven, was het spannende verhaal dat moeder Adriana haar vertelde over de razzia die januari 1945 in het Morskwartier plaatsvond. Terwijl Arie zich onder een luik in de zoldervloer had verstopt, hield Adriana een verdieping lager de adem in, doodsbenauwd dat de Grüne Polizei bij hen zou aanbellen en het luik op zolder zou ontdekken of de dubbele bodem in de kinderwagen van haar pasgeboren broertje, waaronder de blaadjes van de illegaliteit verborgen zaten die Arie in de wijk verspreidde. Gelukkig gebeurde dat niet. Ze hadden het na de oorlog nog wel eens gehad over dat luik op zolder waarachter kennelijk ‘geheime dingen’ werden verstopt die na de bevrijding waren opgehaald vreemden.

DRONKEN CANADEES

Maar wat ze zich na al die jaren toch het meest levendig voor de geest kon halen was het ontroostbare verdriet van haar moeder toen een politieagent haar meedeelde, dat Arie was overleden. Elly was op dat moment zes en een half jaar oud. Over de toedracht van het ‘noodlottig ongeval’ weet ze te vertellen dat haar vader die maandagmorgen in alle vroegte naar zijn werk in Voorhout fietste toen hij in Oegstgeest op het fietspad werd aangereden door een militair voertuig, bestuurd door een dronken Canadees. Het toegebrachte letsel: een gebroken nek, was zo ernstig dat Arie ter plaatse overleed. Op slag nuchter, laadden de soldaten Arie’s overschot in het voertuig, om er vijf uur en drie kwartier doelloos mee rond te rijden; tijd die ze kennelijk nodig hadden om de moed te verzamelen om het ongeluk aan de Oegstgeester politie te melden.

De broer en een zwager van Arie zetten juridische stappen tegen de betrokken soldaten, maar het enthousiasme om de verantwoordelijke Canadezen te vervolgen was gering. Tijdens het verhoor legden de betrokken militairen tegenstrijdige verklaringen af; ze schoven de schuld voor het ongeluk op Arie af. De Canadese autoriteiten traineerden de zaak in de hoop dat de familie zou afhaken. Misschien rekenden ze erop, dat het krediet dat ze als bevrijders hadden opgebouwd zou volstaan om ze zo'n 'schoonheidsfoutje' te vergeven. Maar de aanklagers gaven niet op.

Na tien jaar kwam er een eind aan de lijdensweg toen de staat Canada Arie's weduwe eenmalig een substantiële schadevergoeding toekende. De familie vatte het op als een late schuldbekentenis en, moe van het procederen, liet het daarbij.

DE VERLIEZERS

Het overschot van Arie van de Nadort werd op zaterdag 9 juni 1945 op de begraafplaats Rhijnhof ter aarde besteld. Het verlate oorlogsslachtoffer werd 35 jaar oud. Hij liet een vrouw en twee kinderen achter. Ook al bewaart Elly fijne herinneringen aan de dag waarop ze samen met haar broertje, moeder en vader en een grote groep Leidenaars op de Morsweg de bevrijding vierden, de Dodenherdenking op 4 mei en de viering van het einde van de tweede wereldoorlog zullen bij haar levenslang tegenstrijdige gevoelens oproepen. Moeder Adriana heeft na Arie nooit meer een nieuwe relatie gewild.

Grete Loeb, die achtereenvolgens in Barneveld, Westerbork, Theresienstadt en Zwitserland verbleef, overleefde de oorlog. Toen ze na de bevrijding berooid in Leiden terugkeerde liet ze Adriana van de Nadort, als provisorische blijk van waardering voor de verdiensten van Arie en als troost voor het verlies van haar echtgenoot, iets uitzoeken uit de restanten van de geschonden meubelzaak. 

Na vader Ernst Loeb werden ook moeder Jenny en de zoons Herbert en Hans Loeb en hun echtgenotes opgepakt en in de vernietigingskampen vermoord.

(Bronnen: Elly van der Kwaak-van de Nadort, Jeanette Loeb, Liesbeth Molenberg, Erfgoed Leiden en Dossier 071)