Verhaal

Erich Kramer en Walter Kramer

Herinneringen van mijn vader

Door: Lia de Vries

Mijn vader is 89 jaar. Ik weet niet of alle details juist zijn. Misschien zijn sommige details door de tijd veranderd in zijn hoofd. Het belangrijkste is, dat Walter een vriendje had en dat was mijn vader. Walter wordt door dit verhaal meer dan alleen een naam met een geboortedatum en een sterftedatum.  M'n vader wist nog feilloos het adres te noemen waar de familie Kramer woonde.

(Nergens vind ik iets over een dochter van het gezin. Toch heeft mijn vader het over een meisje en een jongen. Misschien was het geen dochter, maar een familielid of een dochter uit en eerdere relatie? Woonde er nog iemand in huis? Heeft er iemand tijdelijk onderdak bij hen gekregen?)

 

Mijn vader vertelt:

‘Aan het begin van de oorlog ging ik in het weekend spelen en ben ook wel blijven slapen bij de familie Kramer, Chopinstraat 25 te Utrecht. Ze hadden een zoon, Walter en een dochter. In Utrecht was het kinderen niet langer toegestaan om met Joodse kinderen te spelen, ze hadden daarom niemand om mee te spelen. In de jaren '20 had mijn moeder Marie, die zelf ook joodse voorouders heeft (Van Aalten, Wijk bij Duurstede), als huishoudster gewerkt bij de familie Herschel ( slager te Utrecht). Mevrouw Herschel wist dat Marie een zoon had in de leeftijd van Walter en zo kwam de familie Kramer in contact met familie De Vries uit Maarssen en werd afgesproken dat ik vaak in het weekend op de fiets naar Utrecht ging en daar de zaterdag of het weekend met de familie Kramer doorbracht. Walter kwam ook wel eens naar ons om te spelen. Ik heb nog lang een foto gehad van mezelf en Walter op een slee bij de Hoge Brug in Maarssen. Die foto heb ik later nog eens uit laten vergroten ( foto Vlaar in Heerhugowaard) en heb hem opgestuurd naar de Israëlische ambassade, meen ik. Ik weet niet meer wanneer dat spelen precies begon en wanneer het eindigde en hoe vaak ik ging of hij kwam, maar ik ben in die periode regelmatig een weekend in Utrecht geweest.

Meneer Kramer was een hoge militair geweest in de WO1 en had vele militaire onderscheidingen, waaronder een speciaal sabel, dat hem was uitgereikt door de Duitse keizer. Meneer Kramer heeft lang gedacht, dat door deze prestaties en onderscheidingen hij veilig zou zijn. Toen zij inmiddels al in kamp Westerbork zaten, is meneer Kramer daar nog een keer weg geweest (schrijver dezes betwijfelde of vader dit wel goed herinnerde, maar hij wist het zeker en dat mocht alleen, als de rest van het gezin daar achterbleef. Misschien werd hem die gunst verleend omdat hij de Duitse nationaliteit had en militair was geweest met hoge onderscheidingen???).

Hij is toen bij mijn ouders thuis het voor hem waardevolle sabel in bewaring komen brengen. Dat sabel werd verstopt in de kruipruimte, waar ook van m’n vader al twee karabijnen lagen, die hij mee naar huis had genomen na de capitulatie van Nederland ( m'n vader was immers opgeroepen in 1939 en was in dienst bij het uitbreken van de oorlog). Ook het tafelzilver van de famie Herschel lag verstopt bij ons in huis, maar dat is een heel ander verhaal....In december 1944 is m’n vader zelf opgepakt en via de Wolverplein gevangenis te Utrecth naar Sonderlager Amersfoort afgevoerd en heeft ternauwernood de oorlog overleefd. Mijn moeder heeft toen, uit angst voor een huiszoeking, het sabel en de geweren aan een buurman gegeven, die ze goed zou verpakken en zou laten afzinken in de Vecht. Na de oorlog hebben ze nog tevergeefs gezocht naar dit pakket in de Vecht. Het kan zijn dat het er nog steeds ligt, maar het kan ook zijn dat de buurman iets anders heeft gedaan met hetgeen hem in bewaring is gegeven. Misschien is dit sabel wel in iemands bezit en weten ze niet goed wat het is of van wie het is geweest.

Ik weet dat meneer Kramer en Walter de oorlog niet hebben overleefd. Ze zijn tegen het eind van 1944 gestorven. Mevrouw Kramer heeft de oorlog wel overleeft. Vanuit Marseille of vanaf een schip vanaf Marseille naar Israël heeft mevrouw Kramer mijn moeder nog een brief geschreven. Mijn moeder heef me die voorgelezen. Er stond ook in, dat ze helemaal niets meer van Europa wilde weten en daarom naar Israël vertrok'.

Verteld door Gerrit de Vries, geboren 1931 te Maarssen.