Verhaal

In Memoriam

Abraham Levie is het jongste kind van Elia Levie, slager en later keurmeester, en van Sientje Dormits. Naast Abraham krijgt het echtpaar nog twee kinderen: Naatje en Jansje. Het gezin woont in Arnhem.

Op dertienjarige leeftijd (1924) verliest Abraham zijn moeder. Zijn vader hertrouwt met Betje Sternfeld. In 1934 overlijdt zijn vader. Zijn zus Naatje en stiefmoeder Betje worden in 1943 in Auschwitz omgebracht. Alleen zus Jansje overleeft de oorlog en overlijdt in 1982.

Abraham komt in december 1924 naar Apeldoorn. Hij is koopman van beroep. Hij woont aan de Loolaan, op nummer 5b, bij zijn zus en zwager: Jansje en Abraham Katz.

In maart 1934 doet hij een vooraankondiging voor de zaak die hij gaat starten. De naam van zaak is: ‘Apeldoornsch Verkooplokaal A. Levie’. Het lijkt er op dat hij de zaak van zijn zwager heeft overgenomen of dat hij probeert er nieuw leven in te blazen. Zijn zwager heeft namelijk in de voorliggende jaren op hetzelfde adres een zaak met de naam ‘Apeldoornsch Verkooplokaal A. Katz’ gehad. Aangezien Abraham Levie al enkele jaren bij zijn zus Jansje en zwager inwoont, is het goed denkbaar dat hij het vak van zijn zwager heeft geleerd. 

Abraham vraagt de inwoners van Apeldoorn nu alvast hun meubels nog niet weg te doen, maar ze ‘dadelijk’ bij hem in te leveren en er daarna een mooie vergoeding voor te ontvangen. Abraham handelt vanaf dat moment enkele jaren in tweedehands goederen, deels uit inboedels, dezelfde goederen waar zijn zwager in handelde. Abraham is te bereiken via telefoonnummer 3778 en in overleg haalt hij de goederen bij de mensen thuis op. In advertenties worden onder andere de volgende producten genoemd die bij hem te koop zijn: fietsen, ledikanten, radio’s, wasmachines, keukengerei en oude schilderstukken. Ook organiseert hij in samenwerking met een deurwaarder enkele veilingen. Abraham wordt dan omschreven als ondernemer van publieke veilingen. Vermoedelijk gaat het hier om veilingen die zijn belegd door de deurwaarder om schulden van de oorspronkelijke eigenaars te vereffenen. Daarnaast organiseert Abraham ook veilingen “waar een ieder nette meubelen voor kan aanleveren”.

Op 24 oktober 1935 treedt hij in het huwelijk met Bertha Noach. De plechtigheid vindt plaats in Apeldoorn. Abraham is vijfentwintig jaar en Bertha vier jaar jonger. Bertha is de dochter van Simon Noach (1884-1943) en Griet Noach-Velleman (1885-1942). Bertha trekt in bij haar man, dus ook bij de zus en zwager van haar echtgenoot. Na anderhalf jaar wordt het huwelijk ontbonden. 

In het eerste kwartaal van 1937 wordt er een faillissement aangevraagd voor de zaak. Hier lijkt zijn schoonvader Simon Noach een rol in te spelen, want korte tijd later staat in de krant: ,,Bij onherroepelijk geworden vonnis der Arrondissements-Rechtbank te Zutphen van 18 Februari j.l. is mijn faillissement, aangevraagd door S. Noach (fa. Goedkoope Simon) vernietigd. A. Levie”. Dit krantenbericht toont aan dat het faillissement niet door gaat, maar er zijn op dat moment ook geen krantenadvertenties van Abraham meer te vinden. In dezelfde periode wordt het huwelijk met Bertha Noach ontbonden. Het is goed denkbaar dat de scheiding en de door zijn schoonvader ingediende faillissementsaanvraag invloed op elkaar hebben gehad.

Abraham verlaat samen met het gezin van zijn zus de woning aan de Loolaan. Ze gaan allemaal wonen in de Paslaan, op nummer 27. Er wonen verschillende mensen bij het gezin in, op een dag neemt ook Frederika Schepers (*1912) haar intrek bij de familie Katz.

In de zomer van 1938 verhuist Abraham van de Paslaan naar Asselsestraat 273, Frederika verhuist vanaf een ander woonadres naar dit adres. Abraham en Frederika hebben vermoedelijk dan al een relatie met elkaar en wonen vanaf dat moment officieel samen.

Abraham en hoogstwaarschijnlijk ook Frederika verhuizen al in november van datzelfde jaar in dezelfde straat, naar een huis op nummer 135. Het stel woont hier in bij familie Van der Hel. Op dit adres is Abraham enkele weken eerder opnieuw een zaak begonnen. Ook hier handelt hij in tweedehands goederen. Hij werkt er op dezelfde manier als op de Loolaan; hij koopt inboedels op en verkoopt onder meer trapnaaimachines, stoelen, ledikanten en wastafels. Later lijkt het echtpaar de woning voor zichzelf alleen te hebben.

Op 1 maart 1939 treden Abraham en Frederika met elkaar in het huwelijk. Frederika is niet Joods. Ook Abrahams tweede huwelijk wordt in Apeldoorn gesloten. Na enkele maanden stoppen de krantenadvertenties, er zijn ook geen berichten gevonden die wijzen op een al dan niet gedwongen opheffing van de winkel.

Op verzoek van de politie van Deventer halen hun Apeldoornse collega’s een verduisterde fiets op bij Abraham. Uit het politierapport wordt niet duidelijk of Abraham zelf de fiets heeft gestolen, of dat deze (on)bewuste uit heling verkregen is. De gemeentepolitie Apeldoorn maakt proces-verbaal op, welke samen met de fiets naar Deventer wordt gezonden.

In juni 1942 komen er opnieuw anti-Joodse maatregelen die de Joodse gemeenschap in Nederland treffen. De Joodse bevolking mag alleen nog binnen een bepaald tijdsblok boodschappen doen, bovendien bij een beperkt aantal winkels. Daarnaast wordt sport voor Joden verboden en moeten zij hun fietsen en andere voertuigen inleveren (in Amsterdam geldt een afwijkende ingangsdatum).

Een maand later wordt Abraham opgepakt op verdenking van het overtreden van één van deze maatregelen. De verdenking is dat hij zijn (relatief duurdere) fiets heeft verkocht en een gedeelte van de opbrengst heeft gebruikt om een oude fiets te kopen, om die vervolgens in te leveren. Abraham wordt door commissaris Meijer gearresteerd en uitgeleverd aan de Sicherheitspolizei.

Abraham komt terecht in Kamp Amersfoort, er is geen documentatie bewaard gebleven uit de periode dat hij hier geïnterneerd is. Op 16 juli 1942 loopt hij, met enkele honderden andere gevangenen, naar treinstation Amersfoort. Onder hen ook de broers Ruub Rubens (1916-1942) en Wim Rubens (1919-1942). Abraham wordt van hieruit naar Hooghalen gedeporteerd. Een dag eerder is het allereerste transport met Joden uit deze Drentse plaats vertrokken. In Hooghalen moet hij kort de trein uit om in Kamp Westerbork te worden geregistreerd. Vanuit dit doorgangskamp worden meer gevangenen aan dit transport toegevoegd. De trein vertrekt vervolgens naar vernietigingskamp Auschwitz. Op deze dag rijdt er nog een trein vanuit Nederland naar ‘het Oosten’.

In het boek ‘In Memoriam’ door Guus Luijters staat de volgende getuigenis van Kurt Israël opgetekend: Op de reis vanuit Hooghalen naar het oosten hebben we vaak gestopt, maar we mochten niet uit de trein, uitgezonderd één keer, toen we uit de trein mochten om onder bewaking onze behoeften te doen. Doordat we met zeventig mensen plus bagage in één wagon zaten, was het er zo benauwd dat er herhaaldelijk vrouwen flauw vielen, maar hoewel we verschillende keren om water hebben geroepen, kregen we niets. De trein stopte ten slotte in Auschwitz, niet bij het kamp zelf, maar een stuk ervoor. Alles was afgezet door SS-posten. De Lagerkommandant kwam en stuurde de vrouwen links en de mannen rechts (of andersom). Er waren veel kinderen. Dit was de laatste keer dat ik mijn vrouw zag. 

Abraham komt op 17 juli 1942 aan op het treinstation van het dorp Auschwitz, waar hij wordt geselecteerd voor dwangarbeid. De SS-arts vindt hem hier jong en gezond genoeg voor. Op zijn linkerarm wordt het nummer 48221 getatoeëerd. 

Volgens documentatie uit het archief van het Auschwitz Museum is Abraham op 22 augustus 1942 omgekomen, wat overeenkomt met de gegevens uit de nationale database in Nederland. De doodsoorzaak die mogelijke valselijk op de overlijdensakte is vermeld, luidt: longontsteking. Vermoedelijk heeft Abraham dwangarbeid verricht in Auschwitz III (Monowitz) en is hij in een ziekenbarak bezweken.

Omdat Frederika niet van Joodse komaf is, wordt zij door de nazi’s met rust gelaten. Ze blijft een periode lang op het adres wonen waar ze met Abraham heeft gewoond.

29 december 2020