Verhaal

In Memoriam

Elisabeth de Leeuw wordt geboren in 1871, als dochter van huisschilder Philip de Leeuw en Johanna de Leeuw-Poppers. Naast Elisabeth krijgt het echtpaar nog negen kinderen.

Elisabeth groeit op in Arnhem. De ouders van Elisabeth overlijden respectievelijk in 1892 en 1937.

Elisabeth blijft ongehuwd.

Elisabeth komt in maart 1907 naar Apeldoorn, waar ze een kamer huurt aan de Loolaan 39, in pension ‘Nellensteijn’. Ze vertrekt hier op onbekende datum en neemt haar intrek in pension ‘Cornelissen’, een paar huizen verderop, aan de Loolaan 47. Ook dit pension verlaat ze weer, om terug te keren naar pension ‘Nellensteijn’.

In augustus 1909 vertrekt Elisabeth uit pension ‘Nellensteijn’ en gaat ze naar de stad Utrecht, waar ze gaat wonen aan de Maliebaan.

Ze blijft in de stad wonen en staat geregistreerd op nog drie adressen: Lange Nieuwstraat, Frans Halsstraat en de Ramstraat (van het laatste adres is bekend dat het een pension betreft).

Hierna verlaat ze de stad Utrecht, met onbekende bestemming. In december 1922 wordt ze geregistreerd in Amsterdam, waar ze vandaan komt is onleesbaar. Haar adres is de Nieuwe Vijzelstraat, in het pand met nummer 5. Ze woont hier slechts dertien maanden, want hierna wordt ze overgeschreven naar Bloemendaal (Santpoort).

In Bloemendaal wordt ze in januari 1924 opgenomen in het Provinciaal Ziekenhuis Santpoort, ‘De Meerenberg’, een inrichting voor psychiatrische patiënten. In december 1928 verlaat ze Bloemendaal en verhuist ze naar Apeldoorn, waar ze wordt opgenomen als patiënte van het Apeldoornsche Bosch (op een registratiekaart van Bloemendaal staat 1927 genoemd).

In augustus 1929 gaat ze vanuit Apeldoorn naar Leiden. In mei 1938 komt ze vanuit Oegstgeest weer terug naar Apeldoorn. Hier wordt ze als patiënte opgenomen in sanatorium ’huize Boschrust’, Loolaan 59.

Acht weken later (juli 1938) vertrekt ze naar Amersfoort, waar ze vijf maanden verblijft in sanatorium ’Hebron’’. In december 1938 keert ze wederom terug naar Apeldoorn, waar ze wordt opgenomen als patiënte van het Apeldoornsche Bosch. Wat opvalt is dat het register van Amersfoort het Apeldoornsche Bosch noemt als nieuwe verblijfplaats. In Apeldoorn wordt ze echter geregistreerd als patiënte van sanatorium ‘huize Boschrust’.

Het aantal medepatiënten van Elisabeth is klein, ze heeft een eigen kamer en elke dag heeft ze een vaste verpleegster aan zich gekoppeld. Er wordt een huiselijke sfeer gecreëerd doordat Elisabeth en de andere patiënten gezamenlijke momenten hebben, waaronder de lunch.

Gedurende de oorlog worden er steeds meer Apeldoornse Joden naar doorgangskamp Westerbork weggevoerd. In Apeldoorn gebeurt dit onder andere door drie grote razzia’s. Hierna volgt in januari 1943 voor tientallen overgebleven Joodse dorpelingen de internering in het Apeldoornsche Bosch, dat later een voorportaal voor het doorgangskamp zou blijken. Na de ontruiming van het Apeldoornsche Bosch blijft Elisabeth als bewoonster van ’huize Boschrust’ nog een deportatie bespaard. Ook als in februari en maart 1943 nog een aantal Joden hun huizen moeten verlaten en verplicht worden naar Amsterdam te vertrekken, blijft Elisabeth in Apeldoorn wonen. Ze wordt hiermee één van de weinig Joden die formeel nog in Apeldoorn wonen.

Mogelijk heeft Elisabeth de krant van 29 maart 1943 gelezen, of is haar de inhoud onder de aandacht gebracht. In een breed verspreid persbericht laat Hanns Albin Rauter (de hoogste vertegenwoordiger van de S.S. in Nederland) in een groot aantal kranten de volgende beschikking publiceren: Artikel 1. Met ingang van 10 april 1943 is aan Joden het verblijf in de provincies Friesland, Drenthe, Groningen, Overijssel Gelderland, Limburg, Noord-Brabant en Zeeland verboden. Artikel 2. Joden, die zich op het oogenblik in de genoemde provincies ophouden, moeten zich naar het kamp te Vught begeven. Artikel 3. Bij het vertrek naar het kamp te Vught is het medenemen van reisbagage en voorwerpen van waarde toegestaan. Voor het verlaten van hun woonplaats moeten de Joden zich melden bij het hoofd van plaatselijke politie, waar zij woonachtig zijn, opdat hun woningen behoorlijk kunnen worden afgesloten en aan hen een reisvergunning naar het kamp te Vught kan worden verstrekt.

Op 6 april 1943 stuurt waarnemend gewestelijk politiepresident C. Ch. Walraven een aanvulling rond op de beschikking van 29 maart; deze komt uiteindelijk ook terecht bij het politiebureau van Apeldoorn. Een passage uit de brief: ‘Joden die ziek zijn en zich in ziekenhuizen, sanatoria, tehuizen of dergelijke inrichtingen bevinden, moeten door de politie naar Westerborg [Westerbork] worden gebracht.’ Voor de volledigheid vermeldt Walraven: ‘Dus niet naar Vught.’ Het valt op dat de politie van Apeldoorn, of de marechaussee, zelf het transport naar het doorgangskamp moet regelen, terwijl degenen die naar Vught moeten een reisvergunning ontvangen en vervolgens ‘op eigen gelegenheid’ moeten afreizen. Verderop staat dat alle Joden die zich na 10 april 1943 nog in de eerdergenoemde provincies ophouden, als illegaal levende Joden moeten worden aangemerkt, en gearresteerd dienen te worden.

Elisabeth wordt 10 april 1943 geregistreerd in doorgangskamp Westerbork. De registratiedatum verwijst mogelijk naar een gelijktijdige arrestatie met Johanna Cohen (1880-1943) en Elisabeth Lioni (1888-1943), eveneens Joodse patiënten van hetzelfde sanatorium. De registratiekaart van de Joodse Raad plaatst haar in barak 69, een reguliere woonbarak.

Na enkele dagen, op dinsdag 13 april 1943, vertrekt vanuit het doorgangskamp transport 58 met als eindbestemming Sobibor. Het transport telt 34 veewagons en in totaal 1.204 gedeporteerden, Elisabeth is één van hen. Ook de eerdergenoemde huisgenoot Elisabeth Lioni wordt in dit transport naar ‘het Oosten’ gedeporteerd. De trein arriveert op vrijdag 16 april 1943, waarna het proces om Elisabeth om het leven te brengen verdergaat.

Stichting Sobibor, Delpher (gedigitaliseerde Nederlandse historische kranten), het Noord-Hollands Archief, het Utrechts Archief, Archief Eemland en ‘Frisse, gezonde boslucht’ door Yvonne M.L. de Vries. Afdeling ‘Naam & Gezicht’ van het herinneringscentrum Kamp Westerbork, CODA Archief Apeldoorn, Digitaal Joods Monument, Erica adresboek van Apeldoorn, het Gelders Archief, ITS Archiv Bad Arolsen (International Tracing Service), het boek ‘In Memoriam’ door Guus Luijters en Yad Vashem.

11 december 2020