Verhaal

Te voet van Warschau naar Groningen

Door: René

Te voet van Warschau naar Groningen

Philip Mozes Hildesheim werd geboren in Warschau, en werd al op jonge leeftijd wees. In 1822 kreeg hij van de Russische tsaar Alexander I – Polen was nog geen bestaand land – toestemming om van Warschau naar Londen en terug te reizen. In plaats daarvan kwam hij terecht in Groningen, waar hij besloot te blijven. Het was geen gemakkelijke reis, want Philip was arm en moest een groot deel ervan te voet afleggen. Het verhaal dat hij schreef over zijn reis werd generatieslang voorgelezen in de familie.

 

In 1930 trouwde Philip met Hendrina Meijer de Haas, een veertigjarige weduwe die een bakkerij in de Folkingestraat had. Daardoor wist Philip op te klimmen op de sociale ladder. Hij had meerdere bezittingen in de Folkingestraat, waarvoor hij vele bouwvergunningen aanvroeg. Daarnaast werd hij actief in de joodse gemeente, waar hij lid was van het armbestuur, de kerkenraad, het bestuur van de begrafenisvereniging en het dagelijks bestuur.

Russische vluchtelingen

Philip en Hendrina kregen één zoon, Izaak (1830), die de bakkerij van zijn ouders voortzette. Was Philip Hildesheim al zeer succesvol geweest als sociale stijger en bestuurder van de joodse gemeente, zijn zoon was mogelijk nog succesvoller. Net als zijn vader was Izaak Hildesheim actief in allerlei commissies en besturen binnen de joodse gemeenschap. Vanwege zijn inzet werd hij in 1910 benoemd tot ridder in de Orde van Oranje Nassau. Binnen twee generaties was de familie Hildesheim kennelijk grotendeels geassimileerd en Nederlands geworden.

Izaak Hildesheim was onder andere lid van een steuncomité voor joodse vluchtelingen die de pogroms in Rusland waren ontvlucht. De vluchtelingen werden hartelijk ontvangen in Groningen, maar wel met het idee dat zij weer verder zouden trekken. Ook in die tijd was er al kritiek op vluchtelingen. Zij zouden gelukszoekers zijn en ook het anders zijn werd benadrukt. Er werd namelijk niet geschreven over joodse, maar over Russische vluchtelingen.

In tegenstelling tot zijn vader kreeg Izaak vele kinderen, die echter niet allen de volwassen leeftijd bereikten. Door het vrijwilligerswerk van hun vader en het reisverslag van hun grootvader werden de kinderen Hildesheim al vroeg bewust van de problemen van joden in Oost-Europa. Dit droeg hoogstwaarschijnlijk bij aan de ontwikkeling van hun zionistische sympathieën.

Zionisme 

Drie kinderen van Izaak Hildesheim werden door Niké Wentholt uitgelicht. Philip Hildesheim, de oudste zoon, zette de bakkerij van zijn vader voort. Hij wilde bovendien net als zijn vader actief worden in de joodse gemeenschap. Philip stelde zich verkiesbaar voor het bestuur van de vereniging voor verschaffing van joods godsdienstonderwijs, maar kreeg daarin maar één stem. Hij werd verslagen door ene Gerzon, de zwager van zijn zusje Rebecca.

 

Rebecca Hildesheim trouwde met Jozef Gerzon en was actief in de joodse vrouwenbond. Zij bezocht lezingen van de zionisten in Groningen en schreef ingezonden stukken in de krant. Vooral het zionisme op religieuze grondslag, waarbij het verlangen naar de eenheid van het joodse volk centraal staat, sprak haar aan. Kinderen van Rebecca gingen al in de jaren twintig naar Israël.

Kishinew en zionisme

De meest interessante persoon in het gezin van Izaak Hildesheim was zonder twijfel Eliazar. Hij was afgestudeerd als arts, en was gespecialiseerd tot oogarts, maar na zijn studie had hij talloze banen. Tot grote spijt van zijn ouders lag zijn hart vooral bij het theater. Later werd Eliazar bestuurslid van de Nederlandse Zionisten Bond (NZB). Een keerpunt in het leven van Eliazar was een pogrom in Chisinau (Kishinev, Moldavië) in 1903, dat hem inspireerde tot het boek Kishinew en zionisme. Deze pogrom kwam voor veel joden als donderslag bij heldere hemel en was voor Eliazar het bewijs dat alleen een nationaal joods tehuis een oplossing voor de vervolging bood.

In zijn boek uitte Eliazar kritiek op assimilatie, dat hij zelfbedrog noemde. Over Duitsland schreef hij dat nergens anders joden zo geassimileerd waren als daar, maar dat dat alleen mogelijk was door het eigen joodse karakter op te geven. Alleen binnen een eigen joodse staat zouden joden zichzelf kunnen zijn en gevrijwaard zijn van antisemitisme en vervolging. Wel was Eliazar dankbaar voor het Nederlanderschap, wat in strijd leek te zijn met zijn zionistische ideeën.