Verhaal

biografie echtpaar Meijer-de Zoete

Max Simon Meijer is de zoon van Juda Meijer, verpleger en reiziger van beroep, en van Saartje van Dam. Max wordt in Apeldoorn geboren en groeit hier ook op. Hij heeft een jonger zusje, Nanny (*1920). De vader van Max Simon komt in mei 1944 om in Auschwitz. Zijn moeder en zus overleven de oorlog.

Thérèse Sophie de Zoete, ook wel Trees genoemd, is de dochter Aron Hartog de Zoete, klerk bij de posterijen, en van Lea Mathilde de Zoete-Elze. Thérèse Sophie heeft een oudere zus, Betty Lena. De twee zussen worden in Hilversum geboren en via Arnhem gaat het gezin in Hillegersberg (Rotterdam) wonen.

Als kind gaat Max Simon naar school 28, aan de Brinklaan in Apeldoorn. Hij volgt de H.B.S. en rondt deze ook af. Of Max Simon voor de oorlog werkzaam is geweest, is niet bekend. Wel is bekend dat hij in april 1942 als magazijnbediende in dienst treedt bij het Apeldoornsche Bosch. Mogelijk probeert Max Simon via deze baan deportatie naar een Duits werkkamp te voorkomen. Zijn eerste loon is vijftien gulden per week, na enkele maanden wordt dit zo’n drie gulden meer.

Thérèse Sophie woont sinds kort in Apeldoorn en komt op 21 mei 1942 als naaister in dienst van het Apeldoornsche Bosch. Haar aanvangssalaris bedraagt 400 gulden per jaar.

Op 21 juli 1942 treden Max Simon en Thérèse Sophie met elkaar in het huwelijk, de plechtigheid vindt plaats in hun woonplaats Apeldoorn. Als getuigen zijn aanwezig de neef van Thérèse Sophie, Joseph Elze (1907-1943), en de neef van Max Simon, Anthony Cohen.

Op 9 augustus vindt de Choepa plaats, bij deze huwelijksceremonie in de synagoge staan bruid en bruidegom samen onder een baldakijn, gemaakt van een kostbare stof. Het baldakijn rust op vier palen. Deze wordt in de synagoge of buiten - onder de sterrenhemel - opgesteld. In plaats van een baldakijn wordt soms ook een talliet gebruikt, een gebedskleed dat hoofd en schouders bedekt.
Ook ontvangen zij hun Ketoeba, de in het Aramees opgestelde huwelijksakte die volgens de Joodse wet door twee getuigen en vaak ook door de chatan (de bruidegom) wordt ondertekend. Hierin zijn de verplichtingen van de bruidegom jegens de bruid vastgelegd.

Max Simon heeft een ‘Sperre’, hierdoor is ook zijn vrouw Thérèse Sophie voorlopig vrijgesteld van deportatie. Max Simon staat op de registratiekaart van de Joodse Raad vermeld als handelsagent en er wordt ook in vermeld dat hij in goede gezondheid verkeert en dat hij ‘onder leiding bruikbaar kan zijn’.

Medio maart 1943 worden Max Simon en Thérèse Sophie gedwongen om naar de door de bezetter aangewezen ‘Joodsche Wijk’ in Amsterdam te verhuizen. Ze gaan wonen op de Reitzstraat 3/1, op zolder. Ook de ouders van Max Simon worden in deze periode gedwongen om naar een adres in de hoofdstad te verhuizen. Het is de fase waarin ‘de laatste Joden’ vanuit de provincies naar Amsterdam worden verplaatst, om van daaruit naar Kamp Westerbork te worden gedeporteerd. Dit maakt het de bezetter nog eenvoudiger om de Joden op te jagen. Het doorgangskamp kan op dat moment het grote aantal gedeporteerden niet aan. Max Simon staat in Amsterdam vermeld als medewerker van de Joodse Raad en Thérèse Sophie als assistente in een apotheek. Op de registratiekaart van de Joodse Raad staat vermeld dat Thérèse Sophie in het verleden als apothekers-assistente heeft gewerkt.

Ruim een half jaar na hun verhuizing naar de hoofdstad wordt het echtpaar naar Kamp Westerbork gedeporteerd, ze worden hier op 29 september 1943 geregistreerd. Op 16 november 1943 stappen Max Simon en Thérèse Sophie in één van de zevenentwintig wagons van transport 81. De trein telt 955 gedeporteerden en heeft als eindbestemming Auschwitz.

Uit het boek ‘In Memoriam’ door Guus Luijters: Dick Walda, trompettist in Auschwitz. Herinneringen van Lex van Weren: Op 16 november [1943] ben ik op transport gegaan. We reisden drie dagen en drie nachten. We wisten dat we naar Polen moesten. Gelukkig niet naar Mauthausen, dacht ik. Want daarvandaan kreeg je uitsluitend doodstijdingen. Af en toe stopte de trein, deuren gingen open. Grüne Polizei organiseerde jatwerk. We moesten al ons geld afgeven, onze horloges, vulpennen en dat soort dingen. De meeste kostbaarheden waren ons al door Lippmann en Rosenthal in Westerbork afgenomen.

Als de Grüne Polizei te weinig kreeg werd er geslagen. Dat is onderweg toch zeker wel vijf of zes keer gebeurd. In Dresden - er was pas gebombardeerd - hebben we tien uur stilgestaan op een emplacement. Dat was een moeilijke situatie. In zo’n goederenwagon moest je proberen te zitten of te liggen over en door mekaar heen. Dat letterlijk alle Joden uitgeroeid moesten worden, kwam toch niet in je op? Ze hebben het me verteld toen ik in Auschwitz aankwam en ik wilde het niet geloven. Het ging mij bevattingsvermogen te boven.

Aankomst in Birkenau, op drie kilometer afstand van Auschwitz. Toen de deuren van de wagons open gingen, wist ik meteen dat het helemaal mis was. Dat gevoel had ik persoonlijk nog nooit eerder gehad. We waren in direct levensgevaar. Dat voelden we. Het was eerst doodstil. Plotseling begon een aanhoudend geschreeuw, een spreekkoor van kerels die “raus… raus… raus…” riepen. Er werd getimmerd en geslagen met stokken en zwepen. Het was mistig, dampig weer. Zeer vroeg in de morgen, bij de overgang van nacht naar dag. Later heb ik me gerealiseerd dat de SS wachtte met het openen van de wagons tot dat speciale tijdstip; de overgang van nacht naar dag. Voordat je het besefte liep je langs de SS’er, die met een gehandschoende hand aanwees; link, rechts, links, rechts. Links ging je in de vrachtauto’s, die rechtstreeks naar de gaskamers reden, hoewel je dat natuurlijk op dat moment niet wist. De kamparts heb ik medegedeeld dat er geen voor het transport ongeschikten zijn, behalve als de te transporteren zieke Jood met zekerheid binnen de eerstvolgende 3-8 uur zou overlijden.

Na een dagenlange reis komt het echtpaar aan op het treinstation van Auschwitz. Het leven van Thérèse Sophie wordt in één van de gaskamers van Auschwitz beëindigd. De sterfdatum van Max Simon is bij wet vastgesteld op 31 maart 1944. Dit is een sterke indicatie dat hij tot aan zijn dood dwangarbeid heeft verricht.

De zus van Max Simon, Nanny, wordt 15 maart 1944 in het doorgangskamp geregistreerd, waar ze verblijft in barak 72. Ze wordt op 4 september van datzelfde jaar naar Theresienstadt gedeporteerd. Het betreft achteraf gezien het voorlaatste transport dat uit doorgangskamp Westerbork vertrekt. Ze overleeft de vernietigingskampen Sobibor en Auschwitz. Ze hertrouwt met Jacob Cohen. Nanny overlijdt in 1993.

Verwanten van het gezin Meijer, International Tracing System te Bad-Arolsen, Stadsarchief Amsterdam, JoodsAmsterdam.nl en Delpher (gedigitaliseerde Nederlandse historische kranten). Digitaal Joods Monument, CODA Archief Apeldoorn, Erica adresboek van Apeldoorn, Yad Vashem, het Gelders Archief, afdeling ‘Naam & Gezicht’ van het herinneringscentrum Kamp Westerbork en het boek ‘In Memoriam’ door Guus Luijters. 

12 september 2019